Maatstaf. Jaargang 30(1982)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 107] [p. 107] W.J. Aleksander Drie gedichten Papa wacht op ons Papa wacht op ons. En hoe hij wacht. Zo'n papa vind je niet elke dag. Trots en slim is hij, tegen iedereen. Hij heeft geschreven dat het schikte maar eenvoudig was het niet, omdat hij ergens anders ook nog papa is. Maar dat geeft niet. We houden ons klein. Later wordt hij toch heel rijk en dan koopt hij een huis voor ons aan de dijk. En als het dan donker wordt, doen we alles op slot en wachten we trouw, elke avond, tot het weer lichter wordt. En nu zitten we in de trein en reizen om vandaag bij hem te zijn. Als we aankomen staat papa al lang op het station. Hij is heel blij met ons. En na een hartelijke begroeting wordt de kinderwagen ingeklapt, zodat hij in de kofferruimte past. En dan stappen we in en rijdt hij ons naar een uitspanning met een mooi café. En als dan nog de zon gaat schijnen gaan we nog wat wandelen langs de zee. Dan geeft mama papa een arm en dan gaat het erom heel stil te zijn en niets te verstoren, zodat papa ziet wat een lief kind hij heeft, en mama zal niets vragen wat hij niet graag wil horen. [pagina 108] [p. 108] We moeten papa er meer aan wennen dat mijn kleine jongen is geboren. En 's avonds reizen we terug. De trein van even voor zeven kunnen we nemen. Mama heeft het ergens opgeschreven. En maandag mogen we niet vergeten papa te laten weten dat we goed zijn aangekomen en om hem geven. [pagina 109] [p. 109] Afstand Een jongen van het platteland, bijna een man, met een beeldschoon bleek gelaat, met wallen, lang ongekamd haar, gekleed in een regenjas van goede smaak, dwaalt nog geheel vervuld van het pasverworven genot, schuw en uitgelaten, door de nauw verlichte straat. En glimlachend gaan mijn gedachten naar het vooruitzicht van de ongekende dingen, naar de mooie beloften, de genietingen, die voor hem nog in de toekomst liggen. [pagina 110] [p. 110] Begrafenis Ik zie hem bijna dagelijks in de wei, een vogeltje of een konijn begraven. Hij stopt wat verloren is in de grond, bedekt het met wat oude bladeren. Hij heeft zijn vader niet gezien, hoezeer hij was verminkt. Het land ligt wijd verlaten. Een gordijn stilzwijgen hangt er voor het raam. Niemand durfde er te praten. Ik zie hem bijna dagelijks in de wei, het kind dat om zijn liefde zijn eigen vader gaat begraven. Vorige Volgende