Maatstaf. Jaargang 30(1982)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] Giosuè Carducci Maartzang Zó als een zwangere, die de loom zijgende schaduw van sluimer in loomheid bevangen houdt - krachteloos ligt zij op sponde van rillingen, lippen vol zuchten en brekende stameling met over 't aangezicht schielijke blozingen - zó nu de aarde. Varende schaduwen vlekken het groen onder 't matbleke zonnelicht, vochtige wind schudt amandel- en perzikboom blank en rood bloeiend tot dwarr'lende bloesemval, rul ligt de teelgrond doorzongen van smekingen: ‘O uit de zeegroene weiden stijgende rundren des hemels, grijs-en-wit wolkenheir, schenkt nu de melk uit uw zwellende uiers aan delling, aan heuvel, die lachend weer groen wordt, aan bosland dat de eerste polsslagen kloppen voelt.’ Zangen van bloemen die weer ontwaken gaan, lied van de zaden die zich ontkluisteren, van de zich gretiglijk breidende wortelen: zo uit de as der begravenen zingen weer kiemen van leven en nieuwe bezielingen. Zie daar klettert de regen en dondert het rommelend, 't kalf steekt de kop door het natte stalvenster, 't hoen schudt zich druisend en klapp'rend de vleugelen, diep in de boomgaard monkelt de koekoeksroep en op de dorsvloeren dansen de kinderen. [pagina 66] [p. 66] Nu bukt u ten arbeid o krachtige schouderen, ontsluit u der liefde o harten van jeugdigen, bevleugelt tot dromen u zielen der levenden, breekt uit tot worst'ling o doffe begeerten: weer kéért wat geweest is en keren zal eeuwen door. Canto di Marzo Uit: Odi Barbare (Vertaling E.B. de Bruyn) Vorige Volgende