Maatstaf. Jaargang 30(1982)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] J.B. Charles Zes gedichten Turner Court Ik loop over Turner Court. Opeens rechts achter mij klinkt het geluid van een hollende vrouw. Ik kijk niet om, ik verwerk het. Zo hard als een dame des ochtends al over een pleintje kan rennen! Zij is wat gezet, dat hoor ik in de klipklep van het van verre duur klinkende schoeisel wel. Ik stel vast: niet die moderne klompschoenen; zij is dus wat ouder en niet direkt vederlicht. Nou opgelet: haar gewicht ligt voornamelijk boven de gordel. Als men van een gordel kan spreken. Het boezemtiepe. Hoe oud? Een effen jurk neem ik aan. Paars? Een wollen? Ik blijf staan, zij staakte het hollen. [pagina 42] [p. 42] Kijken is nu verantwoord. Voordat het portier dichtslaat en de auto die ik niet had gehoord gaat rijden, sluit zij inderdaad nog de tip van een lichtpaars jurkje naar binnen. Met een zekerder stap zet ik mijn wandeling voort. Vandaag weer voldoende gehoord. [pagina 43] [p. 43] Goede raad aan een bedroefde Nee, van de brug afspringen is net iets te dramaties. Het geeft zo'n deining voor de vissen. Je kiest een kalme dag en stapt dan statig als wandelaar zo van de kant in 't water. Als het goed diep is, draai je je om. Het lopen op het scheidingsvlak van onderen naar boven is lichter dan op 't water treden van boven naar beneden. Ja, stil maar, dat kon Jezus, maar voor wezens als jij is dat veel te geleerd. Nu wandel je een paar minuten omgekeerd, zeg, tot de overkant, dat weiland, maar stoot je hoofd niet aan de vieze bodem. Dan, zul je zien, staat daar je Heiland met beide armen uitgespreid die je snel naar de hemel leidt. Daar kun je, zegt men, je verdriet wel kwijt. [pagina 44] [p. 44] Le chapeau de paille Voor Jan Wolkers Een roze jonge vrouw. De wijde blonde hoed die zij zorgvuldig naast zich legt. In het gras met zo tedere groenen dat men het bijna óók roze zou noemen. Wij weten nu echter wel dat het groen moet geweest zijn dit gras maar of de impressionist van dat kleine tableau het ook wist staat volgens mij nog niet vast. Monet, Manet, wie was 't? In elk geval: weergaloos teder stond dat gras tegen het roze op van dat gezichtje en het blond van deze grote strooien hoed. Nu heb ik nog niet eens gesproken van die wijde witte jurk met stroken die naar mijn mening nog uit moet. [pagina 45] [p. 45] Pinkstergras Met de hakken over de sloot belanden in de grazige weide van de gezusters koe. Zij sturen een roodbonte tante om mij te zeggen hoe verkeerd ik doe. Maar tante weet niet zeker hoe. Zij draait zich snuivend dwars en zet het langzaam op een lopen. Hoe zij dit straks moet verkopen aan de gezusters dat zijn niet mijn zorgen nu ik op deze schone zondagmorgen zal stappen in het pinkstergras. [pagina 46] [p. 46] Het landschap van een ander voor Koos Schuur Ik droomde dat ik stond in het landschap van een ander. Het licht tekende onbekende plekken langs het gebladerte en op de grond. En toen ik op de grintweg kwam toen knarste het grint anders dan mij vertrouwd onder de voet is. Ik was daar niet zo blij. Ik dacht: wat moet ik? Toen ik goddank een telefoon vond en het nummer draaide dat ik wist antwoordde een kinderstem in 't frans. Ik had geen enkel frans woord bij de hand zodat ik maar weer ophing. [pagina 47] [p. 47] Hoe lang zullen zij vrienden blijven Vrienden komen. Heb ik nog van die goede tee? Ja die zullen ze herkennen. Eten in Noordwijk, aan de zee. Of, kan ik dat nu niet betalen? Nou dan maar niet. Nog even wachten. Die Saint Emilion, die hoge, die heb ik niet voor niets bewaard. Ze komen niet meer ben ik bang. 't Is al zo laat. Was het dan niet vandaag misschien? Hoe lang denk je zullen zij vrienden blijven? Vorige Volgende