Maatstaf. Jaargang 30(1982)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Rob Schouten Gedichten Op de reede van Bantam Voor anker liggend in mijn wingewest. Laat maar een Compagnie van Verre landen; waar veel is kan best worden uitgemest en zelfbestuur glijdt dromerig uit handen. Omstuwd door prauwen de mavritivs met straks wat gepalaver op het strand. De rekenmeester zet ergens een plus en neigt ter kimme met zijn rechterhand. Nooit was ik er. Niets had ik in te lijven - het verst van ons waren allang de Wadden - maar wie er niet bij was mocht wat nablijven, omdat we taal en rekenen nog hadden. [pagina 18] [p. 18] Huiswaarts Een invloed overstroomt mijn lage landen en ik verzink zonder een vlaag verwantschap in het onder mij ressorterend landschap. Ich grolle nicht. Ich bin der Welt abhanden. Wel zie ik hoe de lucht een tussenstand met mauve aandacht almaar doorgeeft, snap mijn snelheid ook, omdat ik op iets trap, maar oren heb ik naar de binnenkant. Met averechts en afnemend geklaag rij ik zwijgzaam een stad in en vertraag. Iets nieuws stelt me nu af, onmuzikaal. Een neusklank mompelt menens het journaal. Hoe zal ik toegaan in het komend uur? Steeds buigt de stemming, stemming de natuur. Verregend dagje Ik zet me tot een park hier in de buurt en hang verveeld wat tussen schepsels rond. Niets dat mij zo doeltreffend voortborduurt op wat ik van begin af aan al vond. Het miezert zachtjes. Weer niet voor een ark. Ik mest een duif en slacht hem met een hark. Vorige Volgende