Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 29
(2015)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| ||||||||||||
‘Die Astrid houdt ons wel bezig!’
| ||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||
Leeuwenhart (1974) en Ronja de roversdochter (1982). Pippi Langkous hoort niet in dit indrukwekkende rijtje thuis. Die vertaling staat niet op Rita's naam, maar dat neemt niet weg dat ze er een eigen - uitgesproken - mening over heeft. Op Rita's opinie over de Pippi-vertalingen van Lisbeth Borgesius-Wildschut (delen 1 en 2) en Saskia Ferwerda (deel 3) gaan we later verder in, maar eerst staan we uitgebreid stil bij de betekenis van die nieuwe secundaire literatuur voor de receptie van Astrid Lindgrens werk in het algemeen en van Pippi Langkous in het bijzonder. Het is namelijk zo dat die recente publicaties behoorlijk wat informatie bevatten die een nieuw licht werpt op enkele sleutelwerken uit Lindgrens oeuvre. Jens Andersens knappe, Deenstalige biografie werd eind oktober 2014 uitgebracht, de Zweedse vertaling volgde in december. Rond diezelfde tijd zond de Zweedse televisie een nieuwe, driedelige documentaire over het leven van de schrijfster uit, door maakster Kristina Lindström eenvoudigweg Astrid genoemd. Zowel in Deze dag, een leven als in Astrid worden zaken onthuld die tot dan toe voor het grote publiek verborgen werden gehouden. | ||||||||||||
Van sterke meisjes en kwetsbare jongetjesEen erg zware episode in Astrid Lindgrens überhaupt al niet zo gelukkige tienerbestaan, zoveel was intussen al bekend, werd bepaald door haar ongeplande zwangerschap en haar keuze om niet te trouwen met de vader van het kind. Ze was amper negentien toen ze haar zoon Lasse kreeg en ze zich gedwongen zag hem in een pleeggezin in Kopenhagen onder te brengen. Waarom ze die drastische beslissing nam, is nooit helemaal duidelijk geweest. Deze periode had een grote impact op haar schrijverschap: het enorme verdriet en gemis dat toen overheerste, schemert door in veel van haar verhalen. Desondanks was er nog niet veel over de exacte omstandigheden rond deze kwestie bekend. De eerste officiële Lindgren-biografie, die verscheen in 1977, werd samengesteld door Margareta Strömstedt, in nauw overleg met Astrid zelf. In dat boek besteedt Strömstedt er nauwelijks aandacht aan. Astrid raakte zwanger en wilde niets met de vader van doen hebben, | ||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||
en dat was dat. Voor Rita is de kritiekloosheid van Strömstedts biografie een zwak punt. Ze ziet er te veel de sturende hand van Lindgren zelf in. Jens Andersen en Kristina Lindström, daarentegen, gaan uitgebreid in op de deining die de zwangerschap veroorzaakte. Andersen legt het ingewikkelde samenspel van factoren heel mooi bloot, op een subtiele, respectvolle manier. Hij laat iedereen in zijn waarde, maar roert in potjes die lang bedekt zijn gebleven. Andersen en Lindström schetsen de omvang van het schandaal en de betekenis daarvoor van de complexe verhouding tussen de achttienjarige Astrid en de vijftigjarige Reinhold Blomberg, eigenaar en redacteur van de lokale krant en Astrids werkgever. Blomberg, vader van zeven kinderen, lag in scheiding en als Astrids zwangerschap bekend raakte, zou dat pijnlijke gevolgen hebben voor alle betrokken partijen. Lasse werd geboren in Kopenhagen, in het enige ziekenhuis in Scandinavië waar zogeheten ‘onbemerkte’ vrouwen in alle anonimiteit konden bevallen. Zijn bestaan moest voor de buitenwereld verborgen blijven. Reinhold Blomberg wilde intussen met Astrid trouwen en samen met haar en zijn zeven kinderen een gezin vormen, maar Astrid dacht daar anders over: die rol zag zij niet voor zichzelf weggelegd. Lasse groeit op in een Deens pleeggezin, waar hij echter niet kan blijven wanneer zijn pleegmoeder ernstig ziek wordt. Astrid, die inmiddels in Stockholm woont, besluit hem daarheen te halen, maar dat blijkt geen houdbare situatie: het is financieel niet haalbaar en de overgang valt de driejarige Lasse emotioneel erg zwaar. Uiteindelijk nemen haar ouders Lasse bij zich in huis, en moet Astrid hem opnieuw achterlaten. Astrid Lindgren was dus een sterke vrouw, meent Rita Verschuur, en ze vindt dat het dan ook voor de hand lag dat ze in veel van haar boeken een meisje als hoofdpersoon zou kiezen. Ze merkt op: ‘Bij jongens ging haar hart net vaak bloeden, vanwege haar eigen zoontje, dat met zoveel “handicaps” in het leven stond en extra gekoesterd moest worden. Dit heeft haar beeld van mannen en vrouwen sterk beïnvloed. Het kwetsbare jongetje, wiens leven bepaald werd door de moeilijke omstandigheden, heeft haar beeld van mannen gevormd. In haar visie zijn vrouwen sterk en mannen kwetsbaar.’ Ze vult aan: ‘Het is wel belangrijk dat die nuance, nu gebracht door de uitgebreide contextualisering van de gebeurtenissen | ||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||
rond Lasses geboorte, er is. Het geeft nog meer diepgang aan interpretaties van bijvoorbeeld Rasmus, die heel sterk geënt is op haar eigen zoon. In zijn verhaal is het verlangen naar erkenning heel tastbaar.’ Rasmus, die in een weeshuis terecht komt, vreest dat hij nooit door adoptieouders uitgekozen zal worden, want die geven toch steevast de voorkeur aan meisjes met blonde krulharen. Hij vlucht weg uit het weeshuis en vindt een vaderfiguur in landloper Oskar. Rita vindt dat deze plot meer betekenis krijgt nu we meer weten over hoe Lasse zijn vroege kinderjaren beleefde: ‘Nu pas is onthuld hoe de relatie met zijn biologische vader was, wat die voor plannen had met Astrid, terwijl Lasse zo gelukkig was in Kopenhagen bij het gastgezin, dat hij dan moest verlaten.’ Voor Rita is Rasmus het prototype van het zwakke jongetje in Lindgrens oeuvre. Ze vindt Rasmus en de landloper ook een van haar allerbeste boeken, beter dan De gebroeders Leeuwenhart, en het is haar zeer dierbaar. Door haar krachtige meisjesrol wordt Pippi Langkous als een feministisch rolmodel gezien. Rita hecht daar niet bijzonder veel belang aan. Zelf schrijft ze waar ze zin in heeft en voelt ze zich nooit gediscrimineerd. Als Pippi bevorderend kan zijn voor de bewustzijnswording van meisjes en vrouwen vindt ze dat mooi meegenomen, maar ze denkt niet dat Astrid er zelf zo over dacht.Ga naar voetnoot4 | ||||||||||||
Al schaatsend de keukenvloer schrobbenIn haar reportagereeks toont Kristina Lindström een opvallende gelijkenis aan tussen Pippi Langkous en een notoir wild meisje: de Canadese actrice Mary Pickford, een ster van formaat in het Hollywood van de ‘roaring twenties’. De documentaire bevat beelden uit twee stomme films waarin Pickford meespeelde. In het eerste stukje zien we dat Pickfords personage een paard in de woonkamer heeft staan. In een tweede fragment uit Through the Back Door uit 1921 is te zien hoe ze - net zoals Pippi Langkous een kwarteeuw later - al ‘schaatsend’ op schuurborstels de vloer schrobt.Ga naar voetnoot5 | ||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||
Lindström wist te achterhalen dat Pickfords films vertoond werden in de stadscinema in Lindgrens geboortestadje Vimmerby, die ze als tiener gretig bezocht. De kans is dus heel groot dat ze de mosterd bij Mary Pickford haalde. Bovendien is op de website van filmdatabank IMDB te lezen dat Pickford ook meespeelde in de film Daddy-Long-Legs (1919), naar het gelijknamige boek van Pamela L. Travers. Lindgren-kenner Ulla Lundqvist (2007, z.p.) zag de gelijkenis tussen Pickford en Pippi ook al en wees daarnaast op de overeenkomst tussen de naam van Daddy-Long-Legs, in het Zweeds ‘Pappa Langben’, en die van Pippi Langkous. Dit versterkt het vermoeden dat Astrid Lindgren zich - al dan niet bewust - liet inspireren door Pickfords films. Voor Rita Verschuur toont het aan hoe in de literatuur alles met iets anders verbonden is, hoe alle auteurs flarden van wat ze hebben gezien of gelezen verwerken in hun eigen werk. | ||||||||||||
De wereld op z'n kopDe verhalen over Pippi Langkous worden niet alleen gezien als emancipatorisch voor meisjes in het bijzonder, ze stellen ook machtsrelaties in het algemeen ter discussie. In dit opzicht geven Lindgrens oorlogsdagboeken volgens Rita Verschuur meer inzicht in de afkeer van de schrijfster voor misbruik van autoriteit. Lindgren hield een dagboek bij tijdens de oorlog, toen ze een geheime baan had bij de afdeling voor briefcensuur van de Zweedse inlichtingendienst. Haar dagboeken, onlangs dus gepubliceerd,Ga naar voetnoot6 bevatten citaten uit geheime brieven en krantenknipsels. Astrid volgde nauwgezet de ontwikkelingen van de oorlog en verweefde die met haar eigen gedachten en gevoelens. ‘Ze geven ons een unieke inkijk in de achtergrond waartegen Pippi Langkous tot stand kwam,’ benadrukt Rita. Zweden stond te boek als neutraal, maar onderhield nauwe contacten met Duitsland. Bovendien voelde het uit oostelijke richting de hete adem van Rusland in de nek, door de oorlog in Finland. ‘Uit de dagboeken blijkt dat Astrid zich grote zorgen maakte over het gevaar van Hitler aan de ene | ||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||
kant en dat van Stalin aan de andere,’ stelt Rita vast. ‘Ze was zich zeer goed bewust van de “monsterlijke” dreiging langs beide zijden.’ In haar dagboek schrijft Astrid: ‘Het nationaal-socialisme en het bolsjewisme zijn ongeveer als twee dinosauriërs die de strijd met elkaar aangaan’ (Lindström, 2014; mijn vertaling).Ga naar voetnoot7 Rita vult aan: ‘Een letterlijke echo van dat schrikbeeld zie je in de climax van De gebroeders Leeuwenhart, wanneer de twee monsters Katla en Karm elkaar bekampen.’ In het laatste hoofdstuk beschrijft Lindgren hoe de ‘twee monsters uit de oertijd elkaar van het leven beroofden’ (Lindgren, 2002a, p. 199). Rita gaat verder: ‘De impact van de oorlogsjaren en de problematische rol van Zweden waren gruwelijk voor Astrid. Door haar job bij de censuurdienst kreeg ze veel schokkende brieven onder ogen, waardoor ze een diep inzicht verwierf in de problematiek en het leed van de mensen in de bezette landen. Dit is in feite de bodem voor haar hele oeuvre. Wie enkel Pippi Langkous leest, ziet dat misschien niet, maar Pippi is het prototype van de machtsmens met pacifistische doeleinden. Bovendien staat het boek in fel contrast met Astrids eigen werk bij de censuurdienst: ze lijkt de kolder te hebben gebruikt als tegenwicht voor de emotionele impact van wat ze om zich heen zag gebeuren.’ Rita is het dus eens met een interpretatie van het eerste Pippi-boek als een reactie op het gruwelijke van de oorlog, die in Scandinavië behoorlijk gangbaar is. Het boek verscheen in 1945, maar Lindgren was al enkele jaren bedtijd-verhalen over Pippi aan het vertellen aan haar dochter Karin: ‘Het kan gewoon niet anders dan dat de oorlog iets in haar losgemaakt heeft. Er moest gewoon iets gebeuren.’ Ook het werk van Lennart Hellsing en Tove Jansson kan in dat licht geïnterpreteerd worden. Lindgrens Pippi Langkous, de nonsensgedichten van Hellsing en de Moemins van Jansson zijn dus producten van hun tijd, die tegelijkertijd de verademing en de vernieuwde hoop voor de toekomst weerspiegelen (zie ook Kåreland, 1999). | ||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||
Negerkoning en Zwarte PietAstrid Lindgrens wantrouwen tegenover machtswellustelingen brengt ons bij de recente heisa rond het feit dat Pippi's vader een ‘negerkoning’ is. Rita ziet Astrids aversie als een tegenargument in de hele, volgens haar irrelevante, discussie. Ten eerste, vindt ze, ‘ligt het in het verlengde van Pippi's ongebreidelde fantasie dat haar vader koning wordt. Dat is haast vanzelfsprekend.’ Een belangrijk bijkomend punt is dat Pippi, hoewel ze zelf een machtsmens is, nooit discrimineert. Voor haar is iedereen gelijk. Ook dit is een afspiegeling van Lindgrens eigen karakter, vindt Rita: ‘Vlak na de oorlog ging Astrid op reis naar Amerika. Ze was er in New Orleans, waar ze aan de praat raakte met het zwarte kamermeisje Rosie. Astrid wou Rosies kinderen en huis zien, maar dat mocht niet, zoiets was niet gepast voor een blanke vrouw van stand. Na veel aandringen stond Rosie het toch toe en trok Astrid met een taxi naar een achterbuurt. Toen de blanke chauffeur bij het terugkeren koudweg opmerkte dat voor hem “een goede neger er een was die vijf voet onder de aarde zat”, is Astrid uitgestapt en te voet verder gegaan. Toen haar blanke gastheren achteraf vernamen dat ze een voettocht door een gevaarlijke buurt ondernomen had, noemden ze haar schertsend een “nigger lover”. Voor mij is het niet voor te stellen dat iemand met zo'n houding een discriminerende bedoeling zou hebben met haar boeken. Die hele postkoloniale discussie is overtrokken, té politiek correct, net zoals het debat rond Zwarte Piet in Nederland. In Astrids geval houdt ze absoluut geen steek, omdat bij haar het menselijke primeert.’ | ||||||||||||
Van Långstrump naar Langkous en terugZoals elders in dit nummer aangegeven, werd in Zweden geopperd dat het schrappen van de term ‘negers’ de lont uit het kruitvat zou kunnen halen. Lindgrens erfgenamen weigerden echter toestemming te geven voor die ingreep, en Rita ziet er evenmin het nut van in. Het verbaast haar echter dat de originele tekst in al die jaren nooit grondig herzien is. Dat geldt ook | ||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||
voor de Nederlandse vertaling van Lisbeth Borgesius-Wildschut.Ga naar voetnoot8 Rita geeft aan dat ze geschrokken is van de ‘kwaliteit’ van die vertaling, maar dat ze het origineel ook niet zo goed vindt: ‘De tekst zou er wel bij varen als er wat in geschrapt zou worden.’ Haar eigen vertalingen van Rasmus, Karlsson en Samen op het eiland Zeekraai heeft ze enkele jaren geleden kunnen herwerken, louter op tekstueel vlak, de tijdloosheid van de verhalen bleef gehandhaafd. Toen ze dit aan een medewerker van Lindgrens Zweedse uitgever Rabén & Sjögren vertelde, gaf die toe het jammer te vinden dat zoiets niet kan gebeuren in Zweden. ‘Aan het werk van een wereldberoemde, overleden schrijver raak je nu eenmaal niet,’ stelt Rita vast. Hoewel ze dus niets met de vertaling van de Pippi-boeken te maken heeft, wordt ze er wel vaak op aangesproken. Ze voelt ook helemaal geen behoefte om er zelf een nieuwe vertaling van te maken. Ze geeft toe: ‘Ik vind het een beetje gênant om dat in de schoenen geschoven te krijgen. Ik was nog een kind toen Pippi Langkous uitkwam en ben pas beginnen te vertalen met Rasmus en Karlsson [eind jaren vijftig; svdb]. Eerlijk gezegd ben ik bang om herinnerd te worden als de vertaalster van Pippi Langkous, dat zou ik onrechtvaardig vinden. Bovendien heb ik vanaf de jaren zeventig nog maar weinig vertaalwerk gedaan, en dan vooral van volwassenboeken van bijvoorbeeld Torgny Lindgren, en heb ik me op het schrijven van mijn eigen boeken toegelegd.’ Desondanks blijft ze alle ontwikkelingen rond Astrid en haar boeken volgen en boeit het haar nog steeds heel erg. Het origineel, bijvoorbeeld, vindt ze heel geforceerd. Ze legt uit: ‘Pippi is een fenomeen en als zodanig interessant en vernieuwend, maar geen “levend mens”. Ze is een verschijnsel, geen persoon van vlees en bloed, daarvoor gaat het boek te ver. Maar ik moet vaststellen dat het er in blijft gaan als koek. Het blijft een raadsel dat het zo onvoorstelbaar populair geworden is, er is toch iets magisch mee.’ Wat de vertaling betreft, nemen we de proef op de som en leggen we een passage uit Lindgrens Pippi Långstrump naast de Nederlandse Pippi | ||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||
Langkous. Rita Verschuur heeft het fragment niet lukraak gekozen: in haar ogen illustreert het zowel de problemen waarmee een vertaler geconfronteerd wordt als de zwaktes van de brontekst. Hieronder vertaal ik het bewuste stukje tekst letterlijk vanuit het Zweeds: | ||||||||||||
Pippi gaat op koffievisiteTommy en Annika's moeder zou een koffiekransje houden voor enkele dames, en omdat ze toch meer dan voldoende gebakken had, vond ze dat Tommy en Annika Pippi ook mochten uitnodigen. Op die manier zou ze het minst last hebben van haar eigen kinderen, dacht ze. | ||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||
onder zet zodat jullie je niet voor me hoeven te schamen. (Lindgren, 2001, pp. 92-93) In de vertaling van Borgesius-Wildschut ziet het fragment er als volgt uit (de onderstreepte zinsdelen zijn verschillen die Rita Verschuur van belang acht): | ||||||||||||
Pippi gaat op theevisiteTommy en Annika's moeder zou enige dames op theevisite krijgen. Omdat ze toch meer dan genoeg koekjes gebakken had, vond ze dat Tommy en Annika Pippi ook maar meteen moesten vragen. Ze dacht dat ze op die manier het minste last van haar eigen kinderen zou hebben. | ||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||
dat ik me vandaag extra zal inspannen, zodat jullie je niet voor mij hoeven te schamen. Want dat wil ik echt niet.’ (Lindgren, 2002b, p. 94) Het detail dat de koffie haast ongemerkt gewijzigd werd in thee, omdat Nederlandse en Vlaamse kinderen geen koffie zouden mogen drinken, kan Rita nog door de vingers zien. Naar haar gevoel maken de andere wijzigingen Pippi's karakter echter anders: ze lijkt volgzamer en zich meer bewust van wat mag en niet mag, en daardoor minder autoritair. In de volgende passage stoort Rita zich eraan hoe gekunsteld de brontekst is. Het gaat om de beroemde scène waarin Pippi zich op de slagroomtaart stort en deze in een keer verorbert, tot groot ongenoegen van de voorname dames, waarop Pippi hen probeert te sussen: ‘Nu hoeven jullie niet droevig te zijn over zo'n klein ongelukje,’ zei ze troostend. ‘Het belangrijkste is dat je gezond bent. En tijdens een koffiekransje moet je plezier maken.’ Voor Rita doet deze passage enorm kunstmatig aan: ‘Dit stukje zou ik vreselijk vinden om te vertalen,’ zegt ze. ‘Je moet je aan de brontekst houden maar het is een stom mopje om mee te beginnen, dat bijten op strooisuiker. Een goed alternatief zou zijn dat Pippi op de klontjes op de grond | ||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||
gaat springen tot ze verpulverd zijn, dan is het strooisuiker en kan ze er mee gaan strooien. Dat zou de overgang natuurlijker maken.’ Ze kan zich dan ook best vinden in de mouw die Lisbeth Borgesius-Wildschut er aan paste. In haar versie ziet het laatste stukje er zo uit: ‘Nee maar, wat is dat nou,’ riep ze hard. ‘Hoe kan ik me zo vergissen! Ik dacht dat het strooisuiker was, begrijpt u? Maar als je eenmaal een ongeluksdag hebt, dan houd je hem. Er is maar één middel tegen het per ongeluk strooien met suikerklontjes en dat is een flinke hap strooisuiker nemen!’ [...] Rita waardeert de creatieve oplossing. Ze stelt: ‘De blote voeten in het Nederlandse fragment zijn in mijn ogen een verbetering.’ Ze is het ook eens met de beslissing om de passage waarin Pippi een vliegenzwam opeet (Lindgren, 2001, p. 63) aan te passen. In de Nederlandse vertaling werd de vliegenzwam een paddenstoel (Lindgren, 2002b, p. 62), en maar goed ook: ‘Dit gaat ver over de grens van het aanvaardbare. Je moet opletten met zo'n sterk identificatieobject. En dat is Pippi net bij uitstek, Tommy en Annika zijn te braaf. Ze is een lokkend voorbeeld voor kinderen, die denken: “Zo wil ik ook zijn.” De dingen die ze onderneemt, dat is waar kinderen naartoe gezogen worden. Haar kleding, vlechtjes, uitdagende houding, alles is leuk en spannend, zo wil je als kind ook zijn. Ik hecht dan ook weinig geloof aan prachtige theorieën van literatuurwetenschappers die stellen dat Tommy en Annika betere, meer realistische identificatiemogelijkheden bieden.’ | ||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||
In dit verband lijkt het mij aannemelijk dat het potentieel voor vereenzelviging verhoogd wordt doordat Pippi niet erg sterk psychologisch uitgewerkt is. Doordat ze niet echt van vlees en bloed is, is ze voor interpretatie vatbaar en kan ze overal anders ingevuld worden. Daaruit volgt de vraag of Pippi Langkous dichter ligt bij hedendaagse kinderen dan bij de lezers van in de jaren veertig en vijftig. Rita meent van wel: ‘Veel dingen die vroeger aanstootgevend waren, zijn dat nu niet meer. Toch blijft Pippi Langkous zeer vernieuwend. Geplaatst in het specifieke tijdskader zie je hoe baanbrekend ze was. Ondanks het duidelijke verband met de ontstaanscontext is ze tijdloos. Haar capriolen en uitdagingen blijven aanspreken, ze gaan toch nog steeds buiten het kader van de opvoeding, hoe vrij die ook is. Daarom spreekt ze lezers aan, over de grenzen van periodes en culturen heen.’ | ||||||||||||
Primaire literatuur
| ||||||||||||
Secundaire literatuur
| ||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||
|
|