Karin begint te lachen.
‘En nu wil ik hier in Stockholm nog een paar mensen spreken en wat feiten controleren. Of Astrid die keer in 1991 van de Russische Schrijversbond een beker kreeg of een medaille. Ik was erbij en zie een soort kolos voor me, maar zoiets moet natuurlijk wel kloppen. Ja, eigenlijk is het heel raar dat je je herinneringen zonder meer op papier zet en dat je tegelijk wilt controleren of iemand nou een beker of een medaille kreeg. Maar zo werkt het wel.’
Karin vraagt of ze het manuscript mag lezen.
‘Dat kan, want de eerste versie heb ik in het Zweeds geschreven.’
Als de helft van de amandeltaart op is, zeg ik tegen Karin dat ze nog niet van me af is. Ik wil nu ook iets van haar weten. Wat zij zich nog herinnert uit haar vroege jeugd.
Ze denkt even na. Dan zegt ze dat het vooral de vakanties bij haar grootouders in Småland zijn, op de boerderij waar haar moeder is opgegroeid. Hoe ze daar speelde met haar neefjes en nichtjes. Hoe haar moeder meedeed met hun spelletjes en door de weitjes rende en over de rotsen en steenhopen klom en de kinderen opjoeg en achternazat. Hoeveel spannender alles in Småland was dan in Stockholm waar ze woonden.
Over de ontstaansgeschiedenis van Pippi Langkous vraag ik Karin maar niets. Ze heeft al veel te vaak moeten vertellen dat zij op haar zevende, toen ze met longontsteking in bed lag, aan haar moeder vroeg of die over ‘Pippi Langkous’ wou vertellen. Dat Pippi jarenlang een trouwe huisgenoot was, tot Astrid maart 1944 uitgleed in de sneeuw, haar enkel verstuikte, het bed moest houden en de verhalen van Pippi opschreef. Dat Astrid alles toen netjes uittikte en op de eerste bladzij een vrolijk zwaaiend meisje tekende met lange benen en kanjers van schoenen aan en wijd uitstaande vlechtjes. Dat ze dit zelfgemaakte boek als verjaarscadeau aan haar tienjarige dochter gaf en een doorslag van het manuscript naar een uitgever stuurde. Dat die het weigerde. Dat ze de tekst toen wat fatsoeneerde en ondertussen ook een keurig aangepast boek schreef, waar een andere uitgever wel iets in zag. Dat de gematigde Pippi daarna bij de tweede uitgever meer succes had.
Dit verhaal bespaar ik Karin, maar ik wil wel van haar weten hoe ze aan die naam Pippi Langkous kwam.
Ze heeft geen flauw idee.
‘Had je moeder je misschien iets over Vadertje Langbeen verteld?’
‘Ja, daar zeg je me wat, dat moet het zijn,’ zegt Karin.
Dan zeg ik dat ik wel erg nieuwsgierig ben naar die allereerste tekst. De ongekuiste versie.
‘Oer-Pippi bedoel je,’ zegt Karin. ‘Die ligt hier boven in de brandkast. Ja, die