einde, maar dat het boek moderne trekken heeft, is natuurlijk al gebleken in het vierde hoofdstuk waarin de held van zijn paard valt. Dat gebeurde daarvóór niet vaak met helden.
Ik kom bij het tweede punt, de vertaling. Enerzijds wilde ik zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst blijven, maar anderzijds van het Frans toch goed Nederlands maken, een uitgangspunt dat velen zullen onderschrijven. Maar het lijkt eenvoudiger dan het is. De ene tekst leent zich er beter voor om dicht bij de tekst te blijven dan de andere. Hans van Pinxteren, die niet alleen Le rouge et le noir heeft vertaald, maar ook een paar romans van Balzac, heeft mij eens gezegd dat hij het maar lastig vond Balzac te vertalen. Dat kwam doordat hij bij het vertalen van de tekst vaak ‘tegeneffect’ moest geven. Het Nederlands zou anders te bombastisch, te pompeus zijn geworden. Daarvan is bij Stendhal geen sprake. Zijn proza is laconiek en onderkoeld. Bij zijn boeken gaat het erom de frisheid ervan te bewaren, de indruk dat het proza zo juist uit een heldere bron is gestroomd.
Belangrijk is natuurlijk de keuze van het register, het niveau van het taalgebruik. De spreektaal moet niet te ouderwets zijn, maar zeker ook niet te modern worden.
Ik herinner mij dat, toen ik met een groepje studenten Frans het in 1988 gepubliceerde boek van Frédéric Berthet Daimler s'en va vertaalde, een lid van de groep voorstelde ‘hij ging er als een speer vandoor’. Dat was in 1989, ik had de uitdrukking nog niet eerder gehoord en kwam natuurlijk aanzetten met ‘als een pijl uit de boog’. Nee, speer was beter, vond de vergadering. Ik heb die speer toen even geaccepteerd maar uiteindelijk toch mijn vertrouwde pijl er weer voor in de plaats gezet. Nu, bijna twintig jaar later, zou ik de speer waarschijnlijk laten staan.
Van een collega-jaargenoot die non-fictie vertaalt, zoals reisgidsen, hoorde ik dat hij zijn vertalingen altijd aan zijn dochter laat lezen. ‘Nee, pap, dat kan echt niet meer’, krijgt hij dan vaak te horen en hij moderniseert zijn tekst.
Maar in een roman van Stendhal ben ik om zo te zeggen meer voor de kribbe dan voor de voederbak, ook al spreekt het laatste woord de moderne jeugd misschien meer aan.
Helemaal taboe zijn natuurlijk uitdrukkingen die in het hedendaagse spraakgebruik al zo huiveringwekkend zijn. Ik zou Lucien nooit tegen zijn vader laten zeggen dat hij iets over het weekend heen moet tillen of