Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1950-1951
(1950-1951)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdXIII. De nederlandse taalkunde tijdens de eerste levensjaren van de Maatschappij (No. 3 der Verhandelingen, zie blz. 21)Na zijn dankwoord verleent de Voorzitter het woord aan de heer G.M. de Gelder, die tot onderwerp van zijn lezing gekozen heeft: | |
XIV. Culturele aspecten en perspectieven in Nederland omstreeks 1775 (No. 4 der Verhandelingen, zie blz. 33)Na deze redevoering gaat de voorzitter wederom tot het zakelijke gedeelte van de agenda over. De jaarlijkse bijdrage blijft op ƒ 10,- ge- | |
[pagina 252]
| |
handhaafd (XV). De uitslag van de verkiezing van vier bestuursleden (XVI) wordt door Mevr. Idenburg-Siegenbeek van Heukelom, die op verzoek van de voorzitter met de heer J.J. de Gelder de stemopneming heeft verzorgd, medegedeeld. Alle a-candidaten zijn verkozen, te weten Dr J.N. Bakhuizen van den Brink, A. van der Veen, F.P. Huygens (secretaris) en Dr C.C. Krieger (penningmeester), de laatste twee over eenkomstig artikel 25/1 der Wet: ‘De secretaris en penningmeester worden voor de tijd van vier jaren benoemd en zijn éénmaal herkiesbaar’. De uitslag van de verkiezing van leden in Vaste Commissiën (art. 56 en 63 der Wet) wordt eveneens door Mevr. Idenburg medegedeeld (XVII). In alle gevallen zijn ook hier de a-candidaten gekozen, te weten in de Commissie voor Taal- en Letterkunde: Dr G.G. Kloeke en Dr C. Kruyskamp; in de Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde: Mr R. van Royen en Dr T.H. Milo; in de Commissie voor Schone Letteren: Dr P. Minderaa. Hetzelfde geldt voor de verkiezing van vertegenwoordigers van de Afdelingen in het bestuur (XVIII): Dr H. de Buck voor de Afdeling voor de drie Noordelijke Provinciën; Dr L.C. Michels voor de Afdeling voor de Zuid-Oostelijke Provinciën en Dr Herman Teirlinck voor de Afdeling België. Met punt XIX van de agenda gaat de vergadering accoord; naar aanleiding van punt XX: Vaststelling van dag en uur der maandelijkse vergaderingen, wordt door enkele leden levendig gediscussieerd. Mevr. Van Hille-Gaerthé pleit voor de Zaterdagmiddag, Prof. Donkersloot voor de Zaterdagmiddag in de winter en de Vrijdagavond in het voorjaar. De heer Roukens vraagt of de maandelijkse vergaderingen altijd in Leiden gehouden moeten worden, hij acht een Zaterdagmiddag-bijeenkomst b.v. in Utrecht wenselijk. De voorzitter ziet het belang van deze suggestie in, doch tot heden is er steeds oppositie geweest tegen een vergadering in andere plaatsen. De heer Slagter schaart zich achter het voorstel van Prof. Donkersloot; Prof. Van Haeringen wil radicaal breken met elke gewoonte, die aan de bezettingsjaren herinnert. Wanneer tenslotte tot stemming wordt overgegaan, blijkt het voorstel van Prof. Donkersloot aan de wens van de grote meerderheid te hebben beantwoord. |
|