alle leden zullen hem kennen, doch de heer Mout kent wel degelijk de sfeer van Leiden. Hij is een man van grote eruditie, filosofisch geschoold en met zin voor het practische. In poëticis et litteris kan men op zijn feilloos oordeel afgaan; in de bezettingsjaren werden reeds zijn ruime blik op culturele problemen en zijn zin voor het essentiële in ruime kring ten zeerste gewaardeerd. De heer Idenburg dankt spreker voor zijn pleidooi, dat hij in alle opzichten kan onderschrijven. Nadat de heer Mout, die de zaal verlaten had, wederom zijn plaats in de kring van het bestuur heeft ingenomen, deelt de heer Idenburg hem mede, dat hij bij acclamatie tot voorzitter is verkozen. De oud-voorzitter verheugt zich in deze benoeming, immers hij heeft hem in een nauwe samenwerking leren waarderen, zowel om zijn zuiver oordeel in aestheticis als om zijn zakelijk inzicht. Uit naam van de vergadering en persoonlijk wenst hij de heer Mout daarom van harte geluk.