[XI.] De Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs
XI. De Commissie voor Schone Letteren stelt voor dit jaar de Van der Hoogtprijs toe te kennen aan Leo Vroman voor zijn ‘Gedichten vroegere en latere’, een bundel die in 1949 verscheen en die verzen bevat uit de jaren 1935-'40 ‘in Holland’, 1940-'41 ‘in Indië’, 1946-'48 ‘in Amerika’. Het vacuum 1942-'45 werd reeds in een vroegere publicatie, eveneens ‘Gedichten’ getiteld, gevuld. Daarenboven deed Vroman een zeer opmerkelijk klein prozawerk verschijnen, ‘Tineke’ (1948).
Bij haar besprekingen heeft de Commissie met leedwezen geconstateerd, dat de oogst der beide afgelopen jaren op het gebied der jongere poëzie niet bijzonder rijk is geweest. Weinig oorspronkelijke geluiden deden zich horen. Juist Leo Vroman, geboren in 1915, maakt op die algemene regel een gunstige uitzondering. Zijn werk is origineel, omdat, zich bij hem, naast een ongewoon virtuoze beheersing van de rijkdom en de schakeringen van de taal, een eigenaardige en boeiende combinatie voordoet van aandachtige waarneming van de werkelijkheid met een uiterst vrije en haast surreële verbeelding. Deze overgang tussen realiteit en fantasie speelt zich af in het dichterlijk bewustzijn, waaruit dit werk is ontstaan. De dingen krijgen er een eigen leven, soms in de demonische onlust op het grensgebied, waar de geest verschemert tot hij in een kosmische wijdheid wordt ontbonden, maar dikwijls ook in een gezond en kinderlijk associëren, omdat Vroman het vermogen bezit de natuur tegelijk in haar intiemste bewegingen en in haar meest weidse en groteske afmetingen waar te nemen.
Men onderkent in dit werk, bij alle conflict tussen de eisen van het lichaam en de dromen der ziel, bij alle tegenstrijdigheid, een sterk gevoel voor de hulpeloosheid van de mens, die voor iets beters bestemd schijnt dan zijn deel is. Een zeer geschakeerde humaniteit komt ons uit Vroman's verzen tegemoet. In uitingen als ‘Over Mensen’ en ‘Voor wie dit leest’, slaagt hij er volledig in de bezwaren te overwinnen, die men tegen zijn ietwat overdreven neiging tot originaliteit, gelijk die zowel in zijn beeldspraak als in zijn rhythme tot uitdrukking komt, zou kunnen inbrengen.