Een hantboecxken inhoudende den heelen Psalter des H. propheete Dauid
(1565)–Anoniem Hantboecxken inhoudende den heelen Psalter des H. propheete Dauid, Een– Auteursrechtvrij
[Folio 22r]
| |
Op den naeuolgenden thoon.Verlosser der Heyden u tot ons went,
Des Maghets kint nu hier bekent,
Twelck de wereldt recht verwondert,
Sulck een Gheboorte Godt wtsondert.
Niet van bloet noch van vleesche,
Alleen door sGhersts verheesche,
Is Godes woort mensche worden hier,
Bloet en vleesch vander vrouwen fier.
| |
[Folio 22v]
| |
Des Magets Lichaem beuruchtet wiert,
En bleef met cuyscheyt hier versciert,
Hier wt schijnt ons oock alle duecht,
Godt was daer in zijnes throonens vruecht.
Hy ghinck hier wt de Camer zijn,
Een Conincklijcke Sale fijn,
Godt en mensche een Persoon,
Den wech loopt hy om onsen loon.
Sijnen loop quam vanden Vader hier,
En keert tot den Vader schier,
Hy voer neder tot der Hellen poel,
En rees op weder tot Godes stoel.
Die daer ghelijck den Vader zijt,
Volbrengt int vleesch uwen strijt,
Dies eewich u Goddelijck werck,
Des vleeschs cranckheyt in ons maeckt sterck.
Dijn Cribben schijnen seer licht eenpaer,
Den nacht gheeft een nieu schijn claer,
Duysternis en mach daer niet zijn,
Tghelooue blijft in schoonen schijn.
Lof sy Godt Vader in hoochsten throon,
Lof sy Godt zijnen eenighen Soon,
Lof sy Godt den heylighen Gheeste,
Nu en altijt die meeste.
|
|