Een hantboecxken inhoudende den heelen Psalter des H. propheete Dauid
(1565)–Anoniem Hantboecxken inhoudende den heelen Psalter des H. propheete Dauid, Een– Auteursrechtvrij
[Folio 113r]
| |
Op de wijse vanden C XIX. Psalm.AEnmerckt ghy Herder van Israel,
Die Jooseph leydt, glijck schapkens wel,
Wilt van Cherubim verschijnen:
Verweckt u cracht voor Ephraim,
Voor Manasse, en Beniamin,
Om onsen bystandt te zijne:
O Heer wilt ons aennemen vry,
Als u aenschijn licht, dan ghenesen wy,
Heer Zebaoth en Godtte:
Hoe lang blijft ghy gram ouer u volck bloot,
En inset tranen hun spijsen in ste van broot,
Ghy maeckt ons gheheel te spotte.
O Godt Zebaoth haelt ons subeydt:
Als u aenschijn licht, dan comt salicheyt,
Ghy hebt ghehaelt den wijnstock schoone:
So ver al wt Egypten landt,
(De Heyden verdreeft ghy door u handt)
En dien gheplandt seer schoone:
Ghy maeckten voor hem, een schoone baen,
Hy wortelde in het landt bequaem,
Sijn schay de berghen bedeckten:
Sijn scheuten, dan Ceder wasten meer,
De schay daer af reyckten aen de Zee,
Sijn tacken tot aen dwater streckten.
| |
[Folio 113v]
| |
Waerom hebt ghy so ghebroken dan,
Uwen Thuyn, dat dien nu alleman,
En de wilde Verckens doorhouwen:
Keert u om, en aensiet o Godt,
Uwen Wijnstock die lijdt nu noodt,
Bewaert dat u handt heeft ghebouwen:
Oock tvolck dat ghy gmaeckt hebt so heerlijck,
En die ghy vercoren hebt alleghelijck:
Lat ons leuen, en by u wesen:
En helpt ons Heer wt allen noodt,
Keert wederom tonswaerts o Heer Godt,
U aensicht, op dat wy ghenesen.
|
|