Een hantboecxken inhoudende den heelen Psalter des H. propheete Dauid
(1565)–Anoniem Hantboecxken inhoudende den heelen Psalter des H. propheete Dauid, Een– AuteursrechtvrijOp de wijse. Es spricht der Unweysen Mundt. Oft op den XIIII. Psalm. | |
[Folio 89v]
| |
O Heer mijn Godt coemt vroech tot my,
Mijn Siel nae u sulcken dorst heeft,
Glijck een landt dat gheel droog is vry,
En dat hem in gheen water en heeft:
Ick aensien uwe Sterckte, en Eer,
U gnad is meer dan dit leuen teer,
Daerom prijsen u mijn lippen.
Met opgheheuen handen prijs ick u seer,
Mijn Siel groote vruechd can maken:
Mijn mondt vrolijck bekendt den Heer,
Int slapen, oft int waken:
Alle vruechd, en hulp, heb ick van u zaen,
Altijdts hangt u mijn Siele aen,
U recht handt die onderhoudt my.
Al stellen sy mijn Siel nae soo hert,
Noch moetense al onder deerde:
Sy sullen noch vallen in het sweerdt,
En den Vossen ten deel werden:
De Coninck hem Gods sheeren niet en schaemt,
Wie by hem sweert, wordt beroemt, befaemt,
Des loegnaers mondt moet swijghen.
Eer sy den Vader, en den Soon. etcetera. 1.
|
|