Een hantboecxken inhoudende den heelen Psalter des H. propheete Dauid
(1565)–Anoniem Hantboecxken inhoudende den heelen Psalter des H. propheete Dauid, Een– AuteursrechtvrijOp de wijse. Mein Seel erhebt den Herren mein.SYt my ghenadich, zijt my ghenadich,
Want mijn Siel in u betroudt:
Onder uwer vloeglen schadwe heb ick,
Toeulucht, daerom my niet en groudt:
Tot dat de schalckheyt,
Voor by gaet wijdt,
Ick roep tot Godt den Heere,
Die wederom my,
Op helpt soo vry,
En seynt my zijn hulp met eeren.
Hy helpt my van svyandts versmaetheyt,
En hy seynt my zijn goetheyt waerachtich:
Onder den Leeuwen, mijn Siel nu leydt,
Smenschen kindren, zijn vlammen crachtich,
En hun tanden die zijn,
Spiessen pijlen fijn,
Scherpe sweerden zijn hun tonghen:
| |
[Folio 86r]
| |
Verheft u hooch Heer,
Ende laet u eer,
Ouer de gheheel werelt commen.
Sy hebben mijn voeten netten ghespandt,
Om mijn siele af te stroopen,
Sy grauen een gracht seer diep en lanck,
Maer vallender selfs in met hoopen,
Mijn hert is bereet,
Mijn hert is bereet,
Om den Heer te louen, en singhen,
Ontwaeckt mijn eer,
Ontwaeckt mijn Souteer,
Op dat vroech mijn stem mach clinghen.
Heer ick wil u dancken noch veel meer,
Onder het volck alle:
Eenen lofsanck singhen van u eer,
Want u goetheyt is ouer alle,
Verheft u, o Godt,
Helpt ons wt noodt,
En maeckt heerlijck uwen name,
Aen u ghevangnen al,
Op dat wy met gheschal,
Louen uwen name, Amen.
|
|