Colloquium Neerlandicum 16 (2006)
(2007)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdNeerlandistiek in contrast. Handelingen Zestiende Colloquium Neerlandicum
[pagina 531]
| ||||||||
Van anarchist tot patriot. De Poolse adel in de Nederlandse Spectator (1752) en De Vraag-Al (1795)
| ||||||||
[pagina 532]
| ||||||||
dienen: de Pool die in de Nederlandse literatuur van de zeventiende en achttiende eeuw meestal negatief wordt uitgebeeld. De Nederlandse letterkundige André Hanou schrijft over het imago van Polen bij de inwoners van de achttiende-eeuwse Republiek het volgende: Het imago van Polen en zijn inwoners is bij de inwoners van de Republiek sinds lang niet best. Elke Nederlander wist van de antiek-feodale rariteiten van de dubieuze Poolse staat, van Poolse landdagen en van inhoudsloze en onkredietwaardige edelen (Hanou 2001). Dat klopt. De Pool, gezien door de bril van de zeventiende- en achtiende-eeuwse Nederlander, is vooral onbetrouwbaar (Snelziende Lynceus), onbeschaafd (bij Kersteman) en anarchistisch (bij Wolff en Deken). Pieter Langendijk schrijft over een ‘fake-edelman’ die zich voor zijn lage economische en sociale status lijkt te schamen (Wederzyds Huwelijksbedrog), en in een blijspel van P.C. Hooft wordt een meisje verkracht door een dronken Nederlandse burger gekleed in... een Poolse rok, volgens mij niet helemaal zonder bijbedoeling (Warenar). Ook in een in de achttiende eeuw populair nieuwsblad De Amsterdamsche Argus vindt men passages over gevaarlijke Polen die alleen maar slaan, moorden en stelen. De Nederlandse spectators zetten deze negatieve beeldvorming voort. De Poolse adel heeft geen goede pers bij de spectatoriale auteurs, hoewel er in de loop van de jaren toch een duidelijke rehabilitatie van de Poolse edelman in de spectators te bespeuren valt. Van de ‘achtergebleven, conservatieve Sarmaat’ (een begrip dat ik later zal toelichten) wordt hij langzaam de ‘edelman-patriot’, die uitstekend past bij de voorkeur voor vrijheidsliefde van de Nederlandse spectatoriale pers. Juist deze wijziging in de beeldvorming van de Poolse adel vraagt om nader onderzoek. De adel speelt in de achttiende eeuw een belangrijke rol in het sociaal-politieke leven, zelfs de koning is ervan afhankelijk. In feite voert elke edelman een eigen buitenlands beleid, met andere woorden, hij is de baas op zijn eigen erfgoed en duldt geen gezag boven zich. De Britse historicus Jeremy Black, kenner van de verlichting, schrijft vol verbazing: [...] de Poolse adel regeerde in het land en voerde, zonder enig overleg met het bestuur, een eigen buitenlandse politiek. Zelfs de koning moest voor de rijke adel buigen. De adel had een eigen leger en een eigen soeverein administratief systeem [vertaling JU] (Black 1990: 495; ook Korzon 1889: 483). | ||||||||
[pagina 533]
| ||||||||
Alle activiteiten die de adel uitvoert op het sociaal, politiek of economisch niveau, dragen het stempel van de aurea libertas (gouden vrijheid), een cruciale term die, naar men meent, geheel van toepassing is op de sarmatische cultuur. Van dit begrip horen wij voor het eerst aan het einde van de vijftiende eeuw, een periode waarin men zich laat voeden door de oude antieke mythes. In Polen komt men dan de legendarische Sarmaten tegen (zoals de Bataven in dezelfde periode door de Nederlanders van stal worden gehaald). De Poolse edelman ziet in de Sarmaten zijn voorouders en een belichaming van universele waarden en normen (zoals moed, solidariteit en onafhankelijkheid). Een dergelijke keuze is natuurlijk niet toevallig. De Sarmaten zijn trots, moedig en strijdbaar. Zij zijn een uitstekend voorbeeld en verdienen navolging. Maar nadat ze de eveneens moedige Scythen verslagen hadden, werden ze een probleem voor het Romeinse leger. We kunnen hier een vergelijking maken met de pre-Nederlandse Bataven, die als een van de weinige volken in het noordwesten van Europa tegen de Romeinen in opstand kwamen. De mythe van de fiere Sarmaten die zelfs Julius Caesar noch Alexander de Grote wist te bedwingen, wordt door de Poolse dichters en door ideologen van verschillende strekking omhelsd. De sarmatische cultuur van de zestiende en zeventiende eeuw bepaalt zowel het ideologische als het nationale karakter van de Poolse adel. Voor het overige wordt de edelman in de Poolse literatuur als uiterst traditioneel, onafhankelijk en gelovig gepresenteerd. In het sarmatisme herkent de Poolse adel zichzelf en zet zich daarmee af tegen de andere Europese volken. De sarmatische cultuur en haar houding tegenover het gezag wekken de belangstelling van de spectators op, en worden negatief beoordeeld. Het imago van de onafhankelijke, bijna anarchistische Poolse adel, barstend van superioriteitsgevoel, is in 1752 in de te Leiden uitgegeven Nederlandsche Spectator (1749-1760) terug te vinden. De anonieme spectatoriale schrijver van de tekst ‘Over de zugt en liefde, die yder tot zyn Vaderland is aangebooren’ laat de Poolse edelman Makowski een gesprek over de vrijheid voeren met ‘een fatsoenlyk Zweeds onderdaan’ (Nederlandsche Spectator, 202). De Zweed is geboren om zijn koning en de monarchie te dienen en zo nodig daarvoor te sterven. De onderwerpskeuze van het spectatoriale debat is niet toevallig. Heer Spectator provoceert een discussie over vrijheid, waardoor een meningsverschil tussen de twee partijen aan het licht komt. De Zweed ‘hield staande in zyn hart te gevoelen, dat hy als onderworpen gebooren was, en dat een Vorst [...], over hem en zyn goed, als zyn eigen een onwederspreeklyk zeggen hadt [...]’ (Nederlandsche Spectator, 202). Met deze woorden laat hij zich kennen als een voorstaander van absolutistische macht en als een trouw onderdaan, vol eerbied voor zijn koning. Het standpunt van de Pool is geheel verschillend. Hij bejubelt met trots zijn aurea libertas. Zijn gesprekspartner is het niet met hem eens. De Zweed, nu bijgestaan door Heer | ||||||||
[pagina 534]
| ||||||||
Spectator, bekritiseert de Poolse edelman en toont daarmee, bijna letterlijk, hoe diep de culturele kloof is. Aan de ene kant staan de vertegenwoordigers van de ‘beschaafde’ (ofwel ‘verlichte’) opvattingen, aan de andere kant de Pool, die nu als het ware van Europa wordt afgescheiden. Het is trouwens opvallend dat de spectatorschrijver niet opmerkt (of niet wil opmerken) dat Polen met zijn republikeinse ‘geest’ veel dichter bij de Nederlandse staatsvorm staat dan het absolutistische Zweden. Voor de spectator is het Poolse staatsmodel puur anarchistisch (en wordt daarom afgekeurd), terwijl Zweden met zijn monarchale ‘slavernij’ veel hoger wordt gewaardeerd! Dit voorbeeld laat zien hoe de spectators inconsequent kunnen zijn. Ze springen heel willekeurig met de werkelijkheid om en vervalsen zodoende soms de achttiende-eeuwse realiteit. De tekst wordt afgesloten met een beschrijving van het typische, spectatoriale Utopia. Dit Utopia blijkt in ons geval de Nederlandse Republiek te zijn, die in tegenstelling tot zowel Polen als Zweden, een ideale staatsvorm kent en waar vrijheid een belangrijk en hooggewaardeerd goed is. De besproken tekst en de daarin gevoerde discussie behandelen dus de vrijheid, een algemeen achttiende-eeuws thema. De Poolse variant op de vrijheid is veeleer libertijns getint en verschilt erg van de Nederlandse vrijheidsopvatting. De Poolse edelman Makowski wordt vanuit het ‘vrijheidsperspectief’ door de spectator aan het lezerspubliek gepresenteerd. Er wordt opzettelijk een confrontatie gecreëerd tussen de Nederlander en de Pool, of ruimer gezien, tussen het verlichte westen en het onbeschaafde oosten. De adellijke Makowski fungeert in de tekst als ‘de ander’. De auteur (Heer Spectator) lacht de Pool uit en wekt daarmee bij de lezer gevoelens van antipathie met betrekking tot het standpunt van de Pool. ‘De ander’ wordt hier geplaatst tegenover het binnenlandse, het nationale, het burgerlijke, om op die manier de enorme civilisatiekloof te laten zien tussen het verlichte (westen) en het onbeschaafde, het donkere (oosten). Een scherpe antithese ontstaat, namelijk de tegenstelling centrum (Nederland) versus periferie (Polen). Polen belandt daarmee buiten de grenzen van het aldus geschetste Europa. De negatieve beeldvorming van de Pool wordt dienstbaar gemaakt aan de therapeutische rol van de spectators. De auteur lijkt tegen zijn lezers te zeggen: Kijk, geëerde lezer, met Nederland gaat het toch niet zo slecht. Klaag je over onze economie, ben je ontevreden met ons beleid? Ga dan naar Polen! Wat hebben de mensen daar te verduren! Armoede, politieke chaos, angst voor de machtige buurlanden; ze hebben bovendien een Saksische koning die, hoewel koning van Polen, zelf geen kennis van Poolse zaken heeft. Het negatieve voorbeeld van edelman Makowski staat hier in dienst van de | ||||||||
[pagina 535]
| ||||||||
zelfverheffing van de Nederlandse, burgerlijke lezers. Het versterkt hun eigen besef en identiteit. Terug naar het begrip vrijheid. In het spectatoriale gesprek tussen de Pool en de Zweedse onderdaan springt de eerste nonchalant om met het begrip vrijheid. Hij toont geen eerbied voor het Zweedse vrijheidsconcept, noch voor het eigen opperste bestuur, dat, zoals boven vermeld, nauwelijks een belangrijke rol vervult in de politiek van het achttiende-eeuwse Polen. De Poolse edelman verklaart trots: tot onzent is yder vrygeboren, [...] en men kan geen Pool zien of noemen of hy wordt waardig geacht Koning te weezen, en hy mag zonder schandelyk of belachelyk te zyn, naar die waardigheid staan (Nederlandsche Spectator, 204). Voor de Heer Spectator hebben die woorden een ultrademocratisch of zelfs anarchistisch karakter. Hij kan zich moeilijk een situatie voorstellen, waarin ‘yder’ naar de macht kan streven. Die situatie wordt echter, historisch gezien, door de spectator wat verkeerd geïnterpreteerd. Het gaat zeker niet om ‘yder’, maar om de leden van de natio Polonorum nobilium, de adelstand dus, die zich als de enige echte voorstander en belichaming van de Poolse natie beschouwt. Het gaat er ook niet om ‘Koning te weezen’, maar om een koning te mogen kiezen en dit zonder enig voorbehoud. Het beeld is uiterst stereotiep, dus gedeeltelijk fictief en onvolledig - een voorbeeld van, om een term van Herman Steensma te gebruiken, overcategorisering, dat wil zeggen een vereenvoudiging van het beeld door de al dan niet bestaande verschillen te overdrijven (Steensma 1979). De verschillen worden versterkt omdat de Poolse variant op de vrijheid strijdig is met zowel het Nederlandse vrijheidsmodel (dat in de tekst als voorbeeld dient) als met het Zweedse monarchale absolutisme.Ga naar eind2 Juist het feit dat onze edelman een andere inhoud geeft aan het begrip vrijheid, moet negatieve connotaties bij de spectatorauteur opwekken. De edelman Makowski wordt een anti-held, ‘de ander’. Hij staat niet alleen in scherpe oppositie met de Zweedse onderdaan, maar ook met Heer Spectator, die de vrijheidslievende Nederlanders representeert. Hierbij zien we ook een andere contrastering, met name die tussen twee vormen van megalomanie. De Nederlandse vorm van megalomanie manifesteert zich in de verheerlijking van het eigen concept van de vrijheid en het buiten beschouwing laten van andere concepten; de Poolse megalomanie in het gebrek aan respect voor andermans opvattingen en het zeer beperkte nationaliteitsgevoel. Volgens de spectator is voor de Poolse edelman zijn eigen microwereld belangrijker dan de gehele Poolse staat. Wanneer hij ten slotte | ||||||||
[pagina 536]
| ||||||||
toch spreekt over zijn natie, doet hij dat alleen om zijn particuliere belangen te waarborgen. De koning betekent niets voor hem en wordt als een bedreiging voor de onafhankelijkheid van de adel gezien. Makowski zegt: Ik geniet het myne in de uiterste vryheid, en ben eenig meester van myn goed, het welk myn sabel verdedigt tegen allen geweld zonder na vraagen. De Koning heeft over my niet te gebieden, ten zy't het vaderland of vryheid raake, anders verbied ik den Landbode eenigen eisch toe te staan, en die ontzegt het den Koning in 't aangezicht, en scheurt dus alle onderneemingen tot nadeel van 't Vaderland (Nederlandsche Spectator, 204). Dit ‘nadeel van 't Vaderland’ is niets anders dan iets wat nadelig of bedreigend is voor de superioriteit van de adel. Daarmee laat de adellijke Makowski zich kennen als iemand die zich het recht toe-eigent de staat tot zijn eigendom te maken. Hij beslist wat goed en slecht is voor Polen. Het land is voor hem zijn particuliere bezit. Deze Poolse invulling van vrijheid wordt door de spectator beslist afgewezen als gevaarlijk en sociaal gezien onethisch. In ruil daarvoor biedt de spectatoriale auteur zijn eigen definitie van vrijheid aan. Die wordt geplaatst in een mooi geschetst burgerlijk Utopia, de plaats, waar de dignitas republicae tot stand kan komen.Ga naar eind3 Het betreft een staat waar de macht mede door de gemeenschap van vrije leden wordt uitgeoefend. Daar bestaat een wonderbare balans tussen macht en vrijheid. De burgers kunnen in geen geval als onderdanen bestempeld worden. Dat betekent nog niet dat zij (zoals de Polen doen) naar de macht proberen te grijpen. De machthebbers van de dignitas reipublicae keuren het absolutistische stelsel af, maar voelen zich verantwoordelijk voor de taken die hen door het volk worden toegekend. Ze zorgen voor een optimale relatie tussen burger en bestuur. Het ‘spectatoriale Nederland’ wordt gepresenteerd als een land van welvaart, politieke vrijheid en godsdiensttolerantie. Heer Spectator zegt trots: Alle die van verre of nabygelegen landen tot ons overkomen en de geruste vruchten van verzekerden eigendom, en onbetwistelyk recht om van 't zyne naar zyn vryen wil te schikken, geproefd hebben, zeer zelden genegen zyn om dit gezegend oord te verlaaten [...] (Nederlandsche Spectator, 208). Zelfs voor de Poolse adel is in dit gezegend oord ruimte. De spectatoriale tekst wordt afgesloten met een verhaal over emigrerende Poolse edellieden, die massaal richting Nederland trekken om daar van de burgerlijke vrijheden te kunnen | ||||||||
[pagina 537]
| ||||||||
genieten en die ‘als huisknechten van burger Heeren kwaamen dienen, om door een gering amptje een burger bestaan te hebben’ (Nederlandsche Spectator, 208). Voor zover ik kon nagaan berust dit verhaal niet op feiten. Hier hebben we te maken met een zogenaamde ‘valse identificatie’. Deze term poogt een verklaring te geven voor onder andere de betekenis van de mythes voor het nationaliteitsgevoel (Zabłocki 1976: 203). Men stelle zich voor: een Poolse edelman die de binnen- en buitenlandse politiek naar zijn hand zet, die onafhankelijk van het koninklijk hof opereert en kan beschikken over de schatkist van het land; zou die zijn vrijheid willen ruilen voor het sobere, werkzame, aan regels onderworpen en verantwoordelijke leven van een Nederlandse burger? Pas zestien jaar na het verschijnen van de besproken tekst zal er een massale migratie van Poolse edellieden plaatsvinden, maar deze Confederaten van Bar (dat wil zeggen de patriottische edelen die voor de onafhankelijkheid van Polen en tegen de Russische troepen vochten) gaan vooral richting Parijs en dat om andere, politieke redenen.Ga naar eind4 De Poolse adel vindt aan het einde van de achttiende eeuw ook een toevluchtsoord in Leipzig, Dresden en in het Franse Lotharingen, waar ooit Stanisław Leszczyński, de Poolse koning, zich na zijn verbanning had gevestigd.Ga naar eind5 Van Nederland als toevluchtsoord voor Poolse edellieden is nauwelijks sprake (Davies 1982: 350). De hier besproken tekst heeft dus slechts een losse relatie met de historische werkelijkheid. Dit is niet verwonderlijk als men de uiteindelijke doelstelling van de spectatoriale auteurs in acht neemt. De morele, universele waarheid is belangrijker dan de historische waarheid. Voor de spectatoriale auteur staat het eigen concept vaak los van de historische bronnen. Dit concept wordt weergegeven in losse, vooral fictieve stukken, die het onderwerp van de tekst onderbouwen. Met andere woorden, eerst komt een idee, daarna pas de voorbeelden die aan de ideologische inhoud ondergeschikt worden gemaakt. In het besproken geval komt de ideologie van de burger volledig tot uiting. Hij (de burger) is de fundering van de ideale, dus tolerante, vrije en moderne staatsvorm. Het maakt niet uit dat de Nederlandse Republiek anno 1752 redelijk ver af staat van het geschetste ideaal. Andere maatschappijvormen, die van de absolutistische staat (Zweden) en van het adellijke monopolie (Polen) worden in de spectators duidelijk lager gewaardeerd.
De wijziging in het imago van de Poolse edelman in de spectators heeft veel te maken met de geschiedenis van Polen en Nederland, op basis waarvan de besproken geschriften een eigen werkelijkheid ‘vormen’. Rond 1795, het jaar waarin mijn tweede te bespreken tekst verscheen, verliepen de historische gebeurtenissen in de Republiek parallel met die van Polen; om uiteindelijk tragisch te eindigen: finis Poloniae zal dan naast finis Hollandiae de Europese geschiedenis kenmerken. Het in grote lijnen parallelle historische lot van beide | ||||||||
[pagina 538]
| ||||||||
landen heeft invloed op de opvattingen van de spectators ten aanzien van Polen. Een significant voorbeeld daarvan is het Leidse blad De Vraag-Al (1791-1796), dat beschouwd kan worden als het spectatoriale tijdschrift dat het vriendelijkst was voor Polen. In een tekst zonder titel, waarin een reactie stond van de auteur op een zekere brief uit Warschau die twee jaar eerder in De Leydsche Courant (op 9 augustus 1793) werd gepubliceerd, ontmoeten we graaf Largoryski, ‘één der weinige Poolsche Edellieden, die voor de zaak des Volks zijn uitgekomen, en zich verzet hebben tegen den aanwas van het Despotismus’ (De Vraag-Al, 135). Hij leidt een leven op het platteland, vol rust en liefde voor de medemens. Hij is vooruitstrevend en zorgt voor de opleiding van zijn knechten. Hij keurt de sociale uitbuiting van de boeren fundamenteel af. ‘De zaak des Volks’ ligt hem na aan het hart. De tweede deling van Polen (1793) veroorzaakt een drastische wending in het leven van de graaf.Ga naar eind6 Vanwege zijn patriottische houding is hij nu niet in staat onder het juk van de bezetters te leven in armoede. Zijn keuze is tragisch en monumentaal - na zijn erfgoed en knechten aan de Russen verloren te hebben, pleegt hij zelfmoord en daarmee ontvlucht hij metaforisch de politieke slavernij. Bij de introductie van de graaf zien we de dubbele optiek van de spectatorschrijver. Zijn mening over een bepaalde zaak is tegelijk pro en contra. Hij stelt een verschijnsel positief voor om later in de tekst de negatieve kenmerken van hetzelfde verschijnsel te kunnen benadrukken. Op die manier poogt de auteur afstand te nemen van de beschreven materie. Veel verschijnselen die de spectators de revue laten passeren, worden vanuit een weinig verhelderend perspectief beschreven, zodat de onervaren, achttiende-eeuwse lezer niet meteen de bedoeling van de auteur begrijpt. Het bovenvermelde citaat is aan de ene kant een treffend voorbeeld van een houding tegenover het despotisme, maar geeft aan de andere kant blijk van een uiterst kritische houding tegenover het milieu van waaruit het beschreven individu afkomstig is. De auteur benadrukt het feit dat onze graaf met zijn grootmoedig gedrag een unicum binnen de adel is. In dit geval blijft het imago van de Poolse adel negatief, maar de positieve uitzondering geeft hoop op verregaande veranderingen binnen de adellijke stand. De Poolse edelman wordt niet meer als ‘de ander’ beschouwd, dankzij het feit dat hij vasthoudt aan de door de spectators goedgekeurde normen en waarden. Nu wordt hij een voorbeeld van universeel gedrag. Zijn afkomst, sociale stand of godsdienst spelen geen rol meer. Deze wijziging van het imago werd, zoals boven opgemerkt, door de historische gebeurtenissen veroorzaakt. Graaf Largoryski is dus vrijheidslievend, uiterst patriottisch en voelt zich verantwoordelijk voor zijn medemens. Zijn edele karaktertrekken worden op de proef gesteld in een moeilijke historische periode: Polen staat aan de vooravond | ||||||||
[pagina 539]
| ||||||||
van de tweede deling. Bovendien is de graaf heel actief op het sociale vlak. Wat hij uitvoert, doet denken aan de activiteiten die worden gepropageerd door de toen florerende genootschappen van verschillende aard in de Nederlandse Republiek, vooral de Maatschappij tot het Nut van het Algemeen (opgericht in 1784). De volgende tekst over de graaf maakt dat duidelijk: Hij hadt een huis gebouwd voor oude en zwakke menschen, om van hunnen arbeid te rusten en hunne gedachten te vestigen op werelden aan gene zijde van het graf. Daar in was ook een kweekschool, waar in de boerenkinderen leerden lezen, schrijven en rekenen; ook was er een school, waar in de jonge boerenknaapen door ouden in den landbouw werden onderwezen (De Vraag-Al, 136). De besproken tekst heeft een duidelijke politieke dimensie en is volgens mij een van de meest directe reacties van de Nederlandse spectators op de politieke situatie van het achttiende-eeuwse Polen. Graaf Largoryski, die zich gedwongen voelt zelfmoord te plegen, staat symbool voor het hele Poolse volk dat onder het juk van de buurlanden een metaforische dood sterft. In zijn laatste brief, geschreven vlak voor zijn zelfmoord en gericht aan de Poolse koning Stanislaus August Poniatowski (herdrukt in de spectator), komen ook andere kwesties aan bod.Ga naar eind7 Zoals bijvoorbeeld het dilemma van de keuze voor een eervolle dood wanneer men in slavernij moet leven, of de keuze om te leven in ootmoedige ondergeschiktheid. Dit laat het volgende citaat zien: Sire! Eén uwer getrouwste vrienden en sterkste voorstanders zei u vaarwel. Op den rand des grafs vertoeft hij, om u zijne gevoelens te zeggen. In uwen toestand behoort gij den dood te kiezen boven de onderwerping aan de Potentaten, die Polen wenschen te ontleden. Toen de Natie u tot Koning verkoos, verkooz zij u, om haare Constitutie te bewaaren. Bewaar ze dan met dapperen tegenstand, of laat den dolk van den moordenaar u een leven ontnemen, dat gij onwaardig zult zijn. Gedenk de laatste woorden van Largorysky (De Vraag-Al, 136). De spectatorschrijver schenkt vervolgens aandacht aan de vaak in de Vraag-Al besproken kwestie van de eerbied voor de grondwet en de door het volk aan de machthebber verleende rechten en plichten, die in de constitutie zijn opgenomen. De constitutionele kwestie van Polen wordt in de spectators vaak besproken als een van de weinige voorbeelden van de Poolse deelname aan de verlichting. Alweer hebben we te maken met die spectatoriale dubbele optiek: aan de ene kant vinden | ||||||||
[pagina 540]
| ||||||||
we passages die getuigen van bewondering voor de zeer moderne Poolse grondwet van 1791, aan de andere kant zien we terecht een duidelijke teleurstelling bij de auteurs over de gemiste kans om deze grondwet te handhaven.Ga naar eind8 Van bewondering voor de Poolse graaf Largoryski door de spectator getuigt een mechanisme dat vaak door de Nederlandse spectatoriale auteurs wordt gebruikt. Dat noem ik ‘het verantikeringsproces’, het vergelijken van een persoon met een antieke held. Dit bevordert de bijzondere waardering voor de besproken persoon: Edele Largorysky! Uw naam zal door elken menschenvriend verëerd, en naast dien van den grooten Kato geplaatst worden! Alleen, welk menschenvriend stort niet een traan, omdat gij, zoo min als die waardige Romein, niet standvastig genoeg geweest zijt, om u zelven tot een beter tijd, die gewis komen zal, te bewaaren! (De Vraag-Al, 136). We kunnen deze inzichten als volgt samenvatten. De wijziging in de beeldvorming van de Poolse edelman in de Nederlandse spectators is duidelijk. Een wat anarchistisch georiënteerde Makowski, die volgens de spectator een verkeerde opvatting over vrijheid koestert, wordt vervangen door de graaf, wiens gedrag veel beter aan de verlichte idealen beantwoordt. Hij representeert de praktische vrijheid. Dit is een verandering die op symbolische wijze de ontwikkeling van Polen in het verlichte beschavingsproces belichaamt. Het sociaal-politieke klimaat van het achttiende-eeuwse Polen evolueert van primitieve anarchie naar een bewust nationaliteitsgevoel, dat zich vanwege de bezetting van Polen aan het einde van de achttiende eeuw nog niet volledig kan ontplooien. De twee vormen van het imago van de Poolse edelman zeggen eerder iets over het spectatoriale omgaan met stereotypen dan over het werkelijke karakter van de Poolse edelman. De zwartwit-ideologie van de spectators keurt alles goed wat in het kader van de Nederlandse normen en waarden past, en keurt alles af wat tegen die normen en waarden zou kunnen indruisen. Die megalomanie, een belangrijk element in het denken over de Nederlandse nationale identiteit (waarin de spectators een eigen aandeel hadden), wordt hier breed weergegeven. Het Nederlandse vrijheidsconcept, de balans tussen macht en vrijheid, de sterke positie van de Nederlandse burger, alles dus wat met Polen wordt gecontrasteerd, krijgt een Europees en een verlicht karakter. De Poolse edelman wordt daarmee voor de keuze gesteld: verlicht of Europees te worden of zelfs te vernederlandsen - ofwel een anachronistisch, traditioneel verschijnsel blijven buiten het door de spectators bepaalde Europa. | ||||||||
[pagina 541]
| ||||||||
Bibliografie
| ||||||||
[pagina 542]
| ||||||||
|
|