| |
| |
| |
Pleidooi voor een herijking van het taalbeleid in Vlaanderen
Johan De Caluwe (Gent)
In Vlaanderen is lang gestreden voor gelijkberechtiging van het Nederlands, tegen de overmacht van het Frans. Het taalbeleid is er dan ook op gericht om het gebruik van het Nederlands te verankeren in allerlei wetten, decreten, voorschriften en administratieve reglementen. Bovendien wordt als vanzelf met ‘Nederlands’ Standaardnederlands bedoeld. Dat taalbeleid staat steeds meer onder druk. Meer mensen dan vroeger verzetten zich tegen het paternalistische taalbeleid, waarbij de overheid bepaalt welke taal(variëteit) ze moeten gebruiken om hogerop te raken in de vaart der volkeren. Voor die nieuwe generatie betekent échte emancipatie: zélf kunnen kiezen wanneer je welke taal(variëteit) gebruikt.
We illustreren die contestatie van het beleid aan de hand van drie gevallen:
(1) | de decretale restricties op het gebruik van het Engels in het hoger onderwijs in Vlaanderen; |
(2) | de veroordeling van kiss-and-ride-bordjes bij scholen en stations door de Vaste Commissie voor Taaltoezicht; |
(3) | de restricties op het gebruik van tussentaal in het Taalcharter van de VRT. |
In de ogen van een nieuwe generatie dreigt het taalbeleid in Vlaanderen het slachtoffer te worden van de wet van de remmende voorsprong: de beleidsstrategie van strakke beregeling was wellicht nuttig in een periode van strijd tegen een Franstalige overheersing, maar vandaag hindert dat strakke taalbeleid de natuurlijke taalontwikkeling in Vlaanderen.
| |
Inleiding: 1830 > 1870 > 1930 > 1970
Toen België in 1830 onafhankelijk werd, had alleen het Frans de status van nationale taal. De taalsituatie in Vlaanderen in de negentiende eeuw was er een van diglossie. In alledaagse, informele situaties gebruikten de Vlamingen allerlei dialectische of regionale variëteiten van het Nederlands. In het hoger onderwijs
| |
| |
daarentegen, of in de hogere administratie, het gerecht, in bestuurszaken, kon alleen Frans worden gebruikt.
In de tweede helft van de negentiende eeuw kwam er dankzij de Vlaamse Beweging een strijd op gang voor gelijkberechtiging van het Nederlands en van de Nederlandstaligen in België. Om een lang verhaal kort te maken (cf. ook Janssens 2003 en Willemyns 2003): die strijd resulteerde in een aantal opmerkelijke successen tussen ongeveer 1870 en 1970.
Belangrijke data in de geschiedenis van het Nederlands in Vlaanderen
1830 |
België onafhankelijk |
1873 |
wet-Coremans op het taalgebruik in strafrechtzaken |
1898 |
wet op het taalgebruik in officiële wetteksten, ‘Gelijkheidswet’ |
1930 |
wet op de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit Gent |
1962-63 |
wetten op de vastlegging van de taalgrens, op het taalgebruik in het onderwijs en bestuurszaken |
1970 |
herziening van de grondwet, met overheveling van substantiële bevoegdheden naar Vlaanderen, Wallonië en Brussel |
Door al die wijzigingen in de (grond)wet kreeg het Nederlands dus uiteindelijk ook de status van nationale taal in België, naast het Frans. Zo werd in 1930 - honderd jaar na de Belgische onafhankelijkheid - de Gentse universiteit vernederlandst, waardoor voor het eerst Vlaamse studenten een academische opleiding in hun moedertaal konden volgen. Vijftig jaar later, in 1970, kreeg de Vlaamse gemeenschap verregaande bestuursautonomie, en het Vlaamse bestuur koos uitdrukkelijk voor het Nederlands (en niet voor het Vlaams) als enige officiële taal in Vlaanderen.
De Vlaamse Beweging had, in haar strijd voor de rechten van de Vlamingen en van het Nederlands, zeker twee onderscheiden doelstellingen:
(1) | Het Frans moest in alle domeinen van het openbare leven in Vlaanderen vervangen worden door het Nederlands. |
(2) | De variëteiten van het Nederlands die in Vlaanderen werden gesproken, moesten geleidelijk plaats maken voor de standaardtaal zoals die in Nederland werd gebruikt, waar het Nederlands al eeuwenlang de status had van (enige) nationale taal. Daartoe werden decennialang campagnes gevoerd tegen het gebruik van dialect of regiolect, en tegen het gebruik van een typisch Belgische variëteit van de standaardtaal, doorspekt met woorden, uitdrukkingen en constructies die al te zeer de invloed van het Frans zouden verraden.
|
| |
| |
|
De propaganda voor het Standaardnederlands was ingegeven door het streven naar sociale emancipatie van het Vlaamse volk. Het gebruik van het Nederlands - in plaats van het Frans - en meer bepaald het gebruik van standaard (Noord) Nederlands - in plaats van enige andere lokale, regionale of nationale variëteit - werd door taalbeleidsmakers beschouwd als een conditio sine qua non voor de opgang van de Vlamingen in de vaart der volkeren. |
| |
Afbrokkeling van de consensus over de status van het Standaardnederlands in Vlaanderen
De status van het Standaardnederlands in Vlaanderen is de laatste dertig, veertig jaar, van de jaren 1970 tot nu, grondig veranderd. Die verandering is toe te schrijven aan twee factoren.
(1) | Vlaanderen is het meest welvarende deel van België geworden. De Vlamingen - altijd al een numerieke meerderheid in België - zijn in de laatste decennia van de vorige eeuw alle domeinen van het openbare leven gaan domineren, eerst het economische leven, dan de nationale politiek. Het Frans, als taal van de vroegere heersende klasse, werd daardoor - zeker bij de jongere generaties - minder en minder als een bedreiging aangevoeld. Er is/was ondertussen natuurlijk een nieuwe ‘bedreiging’ opgedoken: in het zog van globaliserende tendensen in politiek, economie, ecologie, hoger onderwijs, cultuur en wetenschap is het Nederlands in een aantal domeinen onder druk gekomen van de concurrentie met het Engels. |
(2) | De Vlamingen, die eeuwenlang hun lokale dialect hadden doorgegeven aan hun kinderen, gaan in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw meer en meer moeite doen om hun kroost een vorm van Algemeen Beschaafd Nederlands bij te brengen. De Vlaamse ouders van toen hadden die standaardtaal leren kennen op school, via kranten en boeken, en ze hoorden ze dagelijks op radio en televisie. Die nieuwe attitude resulteerde in het wijdverspreide gebruik van de zogenaamde ‘tussentaal’, een gemengde variëteit met zowel standaardtalige als dialectische ingrediënten. Die tussentaal is nu de moedertaal en thuistaal van de meeste jongeren in Vlaanderen, en het gebruik ervan wint zienderogen veld in alle domeinen van de bovenregionale, informele gesproken communicatie. Zo is tussentaal de omgangstaal van studenten aan de universiteit, van Antwerpen tot Brussel, van Leuven tot Gent, ook bij de meerderheid van de studenten Nederlands. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat vele taalkundigen en taalbeleidsmensen precies in de tussentaal een nieuwe, grote bedreiging zien voor de status van de standaardtaal in Vlaanderen (De Caluwe 2005). |
| |
| |
Die twee ontwikkelingen dwingen ons om de rol van het Standaardnederlands als een hefboom voor en symbool van sociale emancipatie opnieuw te bekijken. We kunnen dat doen aan de hand van drie cases:
(1) | het gebruik van Nederlands of Engels in het hoger onderwijs; |
(2) | het exclusieve gebruik van het Nederlands bij publieke signalisatie, ofwel de kiss-and-ride-discussie; |
(3) | het gebruik van tussentaal op radio en televisie in Vlaanderen. |
| |
Engels of Nederlands in het hoger onderwijs?
In 1973 heeft het Vlaamse parlement bij decreet vastgelegd dat het Nederlands de enige officiële taal is in Vlaanderen. De jongste jaren is dat principe onder druk komen te staan door het wijdverspreide gebruik van het Engels in onder andere de wetenschap en het hoger onderwijs. Daarom heeft het Vlaamse parlement, op initiatief van de Vlaamse minister van Onderwijs, in april 2003 een decreet goedgekeurd waarbij ruimte wordt gemaakt voor het Engels in het hoger onderwijs, maar dan wel onder heel strenge voorwaarden:
- | Het Nederlands blijft de ‘standaard’ onderwijstaal in het hoger onderwijs, zowel op Bachelor- als op Masterniveau. Cursussen binnen een vreemdetaalopleiding mogen uiteraard in die taal worden gegeven, wat ook voordien altijd al het geval was. |
- | Het gebruik van het Engels in andere dan taalopleidingen is mogelijk, als dat goed gemotiveerd wordt, en op Bachelorniveau mag het aandeel Engelstalige cursussen nooit meer dan 10% bedragen in het totale curriculum. Ook als een cursus in het Engels gegeven is, behouden Vlaamse studenten te allen tijde het recht om examen af te leggen in het Nederlands. |
- | Volledig Engelstalige Masterprogramma's zijn mogelijk, maar alleen als tegelijk een Nederlandstalige variant van het programma wordt aangeboden. |
- | Alle Vlaamse instellingen voor hoger onderwijs, zowel universitair als niet-universitair, moeten jaarlijks aan de Vlaamse regering en het Vlaamse parlement rapporteren over het gebruik van andere talen dan het Nederlands, met gedetailleerde informatie over de motivering voor die keuze, het aantal betrokken studenten, de relatie tot het aanbod aan cursussen en opleidingen in het Nederlands, enzovoort. |
Sommige mensen zijn blij met het decreet; zij zien er een afdoende bescherming in voor het Nederlands als hoger-onderwijstaal in Vlaanderen. Zij wijzen erop dat de Vlamingen amper twee generaties geleden nog moesten vechten voor de erkenning van het Nederlands als academische taal, en dat met de vernederlandsing van de Gentse universiteit in 1930 niet alleen een symbolische maar ook heel reële stap gezet is in de maatschappelijke emancipatie van de Vlamingen.
| |
| |
Het Comité van de Academie voor Wetenschappen en Techniek van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten schrijft in zijn rapport over het taalgebruik in onderwijs en wetenschap (2003):
Na het ontstaan van België heeft het een eeuw geduurd en een halve eeuw strijd gevergd eer de universiteiten in Vlaanderen en vervolgens die in de hoofdstad colleges in het Nederlands aanboden, naast de Franse zoals in Leuven en Brussel of in plaats ervan zoals in Gent.
Deze bijzondere situatie, gekoppeld aan de langzame politieke en socioculturele emancipatie van de bevolking in haar geheel, heeft met zich meegebracht dat het Nederlands als voertaal van het academisch onderwijs door vrijwel alle maatschappelijke geledingen in Vlaanderen werd en wordt beschouwd als een bij uitstek te koesteren verworvenheid.
Dat staat in contrast met de houding van sommigen in Nederland, zowel in politieke als in academische kringen. Zij zien de voertaal van het hoger onderwijs vooral als een willekeurig vehikel voor kennisoverdracht naar de eigen bevolking toe en, in zo ruim mogelijke mate, naar anderstalige buitenlandse gegadigden. Deze laatsten worden geacht voor Nederlandstalig academisch onderwijs weinig belangstelling aan de dag te leggen en aldus als potentiële ‘klanten’ verloren te zullen gaan.
Weinigen in Vlaanderen zullen een lans willen breken voor het vervangen van het Nederlands aan de instellingen voor hoger onderwijs door het Engels. Immers, pas enkele generaties geleden mocht het Nederlands er eindelijk de plaats innemen van een andere internationale taal, het Frans. De heilzame gevolgen van die historische ontwikkeling zijn in de voorbije decennia volop voelbaar geweest. Ze liggen ook vandaag nog vers in het geheugen: de openstelling van het academisch onderwijs voor brede lagen van de bevolking; de intellectuele stimulansen daarvan voor de groeiende emancipatie van een gehele maatschappij; [...].
Andere mensen zijn minder gelukkig met de verregaande restricties op het gebruik van het Engels in het academisch onderwijs. Zij menen dat dit beleid échte vooruitgang en emancipatie in onderwijs en wetenschap in de weg staat. Zij erkennen dat de vernederlandsing van het hoger onderwijs een grote emanciperende waarde heeft gehad, maar dat de Vlamingen nu een verdere stap moeten zetten in ontvoogding, en zich dus niet mogen laten opsluiten in het Nederlands. Zij verwijzen naar de toestand in Nederland, waar de taalkeuze minder symbolisch en meer pragmatisch gestuurd wordt, met als resultaat dat in de meeste Masterprogamma's in Nederland het Engels de voertaal is geworden.
| |
| |
| |
De kiss-and-ride-discussie
Zoals eerder al gezegd, is het gebruik van het Nederlands in Vlaanderen bij decreet vastgelegd. Alle benamingen, aanwijzingen, berichten voor het publiek mogen dan ook alleen in het Nederlands opgesteld zijn. Er is zelfs een Vaste Commissie voor Taaltoezicht, die toeziet op de naleving van die decretale bepalingen. Die commissie kreeg in de loop van 2005 klachten binnen over de plaatsing van bordjes met het opschrift ‘kiss-and-ride’ bij een aantal stations en scholen in Vlaanderen, onder andere in Geraardsbergen. De bordjes dienen om zones af te bakenen waar mensen even met de auto kunnen stoppen om man/vrouw/kinderen te laten uitstappen, ze een zoen te geven, en dan weer voort te rijden. De uitdrukking ‘kiss-and-ride’ is vrij algemeen bekend in Vlaanderen, maar de Vaste Commissie heeft de lokale besturen die de bordjes hadden geplaatst toch teruggefloten; de bordjes moesten weg, want in strijd met de taalwetgeving in Vlaanderen.
Ook in dit geval waren er mensen die de beslissing van de Vaste Commissie toejuichten, en meteen vol ijver op zoek gingen naar een goed Nederlands equivalent. Hun voorstellen tot nu toe - ‘zoen-en-zoefstrook’, ‘afzetstrook’, ‘uitstapstrook’, ‘afscheidszone’, ‘dropzone’, ‘aai en zwaai’, ‘kussen en wegwezen’, ‘snelkusweg’, ‘dag-schatje-plekje’ - hebben evenwel op nog maar weinig bijval kunnen rekenen.
Andere mensen betreuren dan weer de beslissing van de Commissie, en vinden dat Vlaanderen met zijn taalwetgeving provincialistisch reageert, terwijl emancipatie in een globaliserende omgeving er net in zou bestaan zonder schroom bruikbare internationale benamingen te integreren in de eigen taal, en dus ook te durven gebruiken in opschriften.
| |
Het gebruik van tussentaal op radio en televisie in Vlaanderen
In de laatste decennia is het Standaardnederlands van twee kanten onder druk komen te staan: er is de opmars van het Engels, én er is de toenemende druk van de tussentaal. Ter illustratie van dat laatste verwijzen we naar de discussie in Vlaanderen over het gebruik van tussentaal op de Vlaamse radio en televisie. De Vlaamse openbare omroep is altijd een belangrijk kanaal geweest voor de verspreiding van het Standaardnederlands in Vlaanderen. Vanaf de start had de overheid de openbare radio en televisie immers een volksopvoedende missie toebedeeld: beide media moesten bijdragen tot de sociale en talige emancipatie van het Vlaamse volk. Sedert tussentaal zo alomtegenwoordig is geworden in de dagelijkse informele omgang in Vlaanderen, is ze ook meer en meer te horen op radio en televisie: in soaps, human-interestprogramma's, talkshows, reality tv enz. Daar zijn opnieuw twee reacties op.
Vele mensen vinden dat een goede zaak. Zo is immers het taalgebruik in de
| |
| |
media een correcte afspiegeling van de reële taaltoestand in Vlaanderen. Bovendien heeft die evolutie ook emancipatorisch potentieel: als alleen mensen die perfecte standaardtaal spreken toegang krijgen tot de media, is dat discriminerend voor de vele Vlamingen die zich zoveel gemakkelijker in tussentaal kunnen uitdrukken.
Anderen, waaronder de officiële taaladviseur van de openbare omroep, betreuren de opmars van de tussentaal in de media, omdat ze vinden dat de omroep hét voorbeeld moet blijven van een vlot standaardtaalgebruik. De taaladviseur heeft geprobeerd die status van de standaardtaal in een ‘Taalcharter’ te verankeren. Die strategie is dus vergelijkbaar met die van de Vlaamse minister van Onderwijs, die de status van het Nederlands als onderwijstaal in Vlaanderen bij decreet veilig heeft willen stellen voor de druk van het Engels. In het Taalcharter wordt de status van de standaardtaal als omroeptaal bevestigd, en alleen goed gemotiveerde afwijkingen zijn mogelijk. Zo is het presentatoren van talkshows of spelprogramma's niet toegestaan om zich te accommoderen aan eventueel tussentaalgebruik van hun gasten. In weerwil van het Taalcharter wint de tussentaal terrein bij de mensen van de omroep, in die mate zelfs dat de taaladviseur kort na de publicatie van het Taalcharter een campagne is gestart om medewerkers van radio en televisie te ontraden om nog tussentaal te gebruiken.
| |
Emancipatie anders bekeken
Het is interessant om te zien dat taalkwesties zoals we ze hiervoor hebben besproken een mooie bevestiging vormen van wat we de dynamiek van de emancipatie willen noemen: elke nieuwe generatie geeft een eigen invulling aan het kernconcept ‘emancipatie’, en niet zelden komt die neer op een verwerping van wat door een vorige generatie als ‘onmisbaar’ voor de emancipatie werd beschouwd. Zo hebben de oudere generaties in Vlaanderen de volgende als emancipatorisch bedoelde maatregelen via wetten en decreten willen doordrukken:
(1) | Het gebruik van een op het Noord-Nederlands geïnspireerde standaardtaal, zoals welbekend. |
(2) | De verplichte deelname aan verkiezingen. In België bestaat er stemplicht omdat de vorige generaties daar altijd een grote emancipatorische kracht aan hebben toegeschreven. Door ze te verplichten om te gaan stemmen zou je het politieke bewustzijn van mensen activeren, en zou de burgerzin, de betrokkenheid van de mensen bij het maatschappelijke leven vergroten. |
(3) | De massale intrede van vrouwen in de arbeidsmarkt, in de politiek, enzovoort. De Belgische en Vlaamse overheid hebben in de voorbije decennia via tal van financiële en andere maatregelen vrouwen ertoe aangezet net als mannen een carrière uit te bouwen in het beroepsleven, in de politiek. Eén van de laatste initiatieven is de wet die alle politieke partijen in België verplicht om
|
| |
| |
| op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen altijd ten minste de helft van de plaatsen te reserveren voor vrouwen. |
In elk van deze drie gevallen, wordt deze invulling van ‘emancipatie’ meer en meer in vraag gesteld.
(1) | Mensen vinden het helemaal niet meer zo evident dat altijd en overal (standaard)Nederlands zou moeten worden gebruikt; ze willen andere talen of niet-standaardtalige variëteiten kunnen gebruiken als ze dat zelf nuttig en wenselijk vinden. |
(2) | Mensen eisen het recht op om niet te gaan stemmen bij verkiezingen, ofwel omdat ze niet houden van die in hun ogen afgedwongen betrokkenheid bij de politiek, ofwel omdat ze vinden dat de beslissing van meer of minder mensen om al dan niet te gaan stemmen als zodanig evengoed een politieke waarde heeft. |
(3) | Sommige vrouwen wijzen een carrièretraject af en kiezen ervoor om thuis te blijven en voor manlief en kinderen te zorgen omdat ze zich daar gewoon gelukkiger bij voelen. En vele vrouwen zelf vinden die verplichte ‘vrouwvriendelijke’ samenstelling van de kandidatenlijsten voor verkiezingen maar niks, omdat ze het aanvoelen als een geforceerde ‘emancipatie’ zonder enige garantie dat vrouwen daar eigenlijk echt beter van worden. |
Als we proberen al die gevallen - zowel talig als maatschappelijk - onder één noemer te vatten, dan zouden we kunnen zeggen: we zijn getuige van de overgang van één maatschappijtype, waar anderen bepalen wat goed is voor jouw emancipatie, naar een type maatschappij waarin mensen willen kiezen of en zo ja, hoe ze zich zullen emanciperen.
Oudere generaties zijn opgevoed met het idee dat ouderen, hogeropgeleiden, democratisch verkozenen, enz. weten wat goed is voor (de ontwikkeling en emancipatie van) alle mensen, en het was dan ook normaal dat die keuzes van een elite door middel van reglementen, wetten en decreten aan iedereen werden opgelegd.
Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw zien we heel andere generaties jongeren; zij beschouwen keuzevrijheid als dé definitie van emancipatie en vooruitgang. Zij willen en kunnen ook kiezen om al of niet te trouwen, al of niet kinderen te hebben, al of niet naar de kerk te gaan, hard te werken of het kalmer aan te doen. Zij kiezen hun kledingmerk, hun i-tunes op hun i-Pod, hun trendy softdrink, hun bestemming voor een citytrip, hun partners op een chatlist, en ze willen ook vrij kiezen welke taal ze zullen spreken met wie.
Een taalpolitiek van het Vlaamse type, waarbij het taalgebruik wordt voorgeschreven
| |
| |
middels decreten en charters en waarbij elke afwijking van de voorschriften expliciet gemotiveerd moet worden, past bij een ‘modern’ idee over de relatie tussen de overheid en het individu. Daarin beslissen verantwoordelijken allerhande over wat goed is voor de mensen, en vervolgens worden die beslissingen omgezet in de do's and don'ts van wetten en decreten. Die praktijk vindt geen aansluiting meer bij de ‘postmoderne’ attitude van velen uit de jongere generaties.
Geeraerts (1990, 1999) heeft zo zijn eigen interpretatie van de onwil van de jongere generaties in Vlaanderen om hun taalgebruik af te stemmen op het officiële taalbeleid. Ze spreken onder elkaar liever tussentaal dan standaardtaal, en Geeraerts ziet daarin de onwil of de angst van de jongere generatie om haar leidende rol in de maatschappij op te nemen, een provinciale attitude van een groep die weigert zich ten volle sociaal en psychologisch te emanciperen.
Het tegendeel is waar, me dunkt. De weigering van de jongere generaties om aan de heel specifieke verwachtingen van de oudere generaties te voldoen, niet alleen inzake taal, maar op zoveel andere domeinen, is net de beste illustratie van de voortgang in hun sociaal-psychologische emancipatieproces.
| |
Vooruitblik
Jaspers (2001) heeft een interessante kritische analyse gemaakt van het taalbeleid in Vlaanderen, in termen van Bourdieus kernconcepten ‘cultureel kapitaal’, ‘markt’, ‘devaluatie’, enzovoort (Bourdieu 1991). De architecten en de aanhangers van de traditionele Vlaamse taalpolitiek hebben in de voorbije honderdvijftig jaar een aanzienlijk ‘cultureel kapitaal’ opgebouwd:
(a) | op maatschappelijk niveau hebben ze het Nederlands een volwaardige status als landstaal bezorgd; |
(b) | op hun persoonlijke niveau hebben ze er jaren aan gewerkt om hun dialect en hun al te zwaar geïnfecteerde Belgische Nederlands te vervangen door het ene en ware Standaardnederlands. |
En net op het moment dat dat culturele kapitaal voor eens en vooral altijd verworven lijkt, duiken er meer en meer Vlamingen op die door hun attitude en hun taalgebruik een proces van devaluatie van dat kapitaal op gang brengen, weg van het Nederlands waar nodig (zoals in de academische context), en weg van de standaardtaal waar dat prettig is (zoals in informele situaties).
Ik denk dat Jaspers een correcte diagnose stelt, en ik zou zelfs verder willen gaan in de toepassing van Bourdieus begrippenkader. Uit onderzoek in de economische psychologie weten we dat de psychologische impact van het verlies van een bepaalde hoeveelheid kapitaal twee keer zo groot is als de impact wanneer iemand diezelfde hoeveelheid kapitaal verdient of verwerft. Bijvoorbeeld, wie vandaag duizend euro verdient op de beurs, is psychologisch pas weer break-even wanneer
| |
| |
hij opnieuw tweeduizend euro heeft gewonnen. Dat is slecht nieuws voor wie hoopt dat de oudere generatie van taalbeleidsmakers wel bereid zal worden gevonden om het roer om te gooien, om beter tegemoet te komen aan de wensen van de jongere generaties Vlamingen. Want met een taalbeleid dat bijvoorbeeld meer ruimte geeft aan het gebruik van het Engels in het academisch onderwijs, of dat ruimte laat voor het gebruik van tussentaal als een volwaardige variëteit van het Nederlands in informele situaties, zouden winst en verlies wel eens zeer ongelijk verdeeld kunnen zijn. Hoe goed vele Vlamingen zich ook zouden kunnen voelen bij een dergelijk beleid, die ‘winst’ zou voor de traditionele beleidsmakers wellicht nooit opwegen tegen het in hun ogen ‘onvoorstelbare’ en ‘onherstelbare’ verlies aan cultureel kapitaal dat met een dergelijke koerswijziging gepaard zou gaan.
En toch is een wijziging in het taalbeleid in Vlaanderen mijns inziens onontkoombaar. De politiek van (over)regulering, van heteronome, top-down emancipatie zoals die tot uiting komt in de onvoorwaardelijke keuze voor één taal en voor één variëteit daarvan, moet vervangen worden door een beleid van deregulering, liberalisering, zelf-emancipatie, waarin mensen veel vrijer dan nu het geval is kunnen kiezen welke taal en welke variëteit daarvan ze willen gebruiken. Als universiteiten, omroepen, lokale besturen, en uiteraard ook de gewone taalgebruikers de vrijheid krijgen om te experimenteren met het gebruik van het Engels of van niet-standaardtalige variëteiten van het Nederlands, hoeft dat geen recept voor een taalkundige chaos te zijn. Die taalvrijheid houdt immers noodzakelijkerwijs ook een grotere responsabilisering in. Feedback van studenten en visitatiecommissies zullen Vlaamse universiteiten helpen om de optimale mix te vinden tussen Nederlands en Engels als onderwijstaal. Op lokaal niveau moeten de mensen zelf uitmaken of ze kunnen leven met ‘kiss-and-ride’-bordjes of niet. En radio- en televisiemakers beschikken nu al over de instrumenten om publieksreacties te meten op taal en gedrag van wie in de ether komt.
Meer vrijheid om te kiezen, inclusief de verantwoordelijkheid die daarmee gepaard gaat; dat is misschien een definitie van emancipatie die beter bij de vroeg-eenentwintigste-eeuwse tijdgeest past. In hun experimenten met talen en taalvariëteiten zullen mensen wel heel snel zelf leren dat elke taal en elke variëteit daarvan meer of minder geschikt is voor bepaalde situaties, en zo niet zullen ze er door hun omgeving (in het beste geval) op gewezen worden, en (in het slechtste geval) op afgerekend worden. Op die manier moeten ze eigenlijk komen tot een herontdekking en herwaardering van de unieke rol van een moedertaal (het Nederlands tegenover het Engels bijvoorbeeld), en van de functie van een standaardvariëteit. En die uitkomst zou misschien zelfs de oude generatie van taalbeleidsmakers kunnen verzoenen met een dergelijke geliberaliseerde
| |
| |
taalpolitiek, wanneer ze (in)zien dat hun vrees voor een totale teloorgang van hun zo gekoesterde talige kapitaal gewoonweg ongegrond was.
| |
Bibliografie
Bourdieu, P.: Language and symbolic power. Cambridge, 1991. |
De Caluwe, J.: ‘Conflicting language conceptions within the Dutch speaking part of Belgium’. Rudolf Muhr (red.): Standardvariationen und Sprachideologien in verschiedenen Sprachkulturen der Welt / Standard Variations and Language Ideologies in Different Language Cultures around the World. Frankfurt/M., 2005, 53-58. |
Geeraerts, D.: ‘Het dialect en de dialectiek, de Verlichting en het Vlaams’. Dietsche Warande en Belfort 135, 432-441 (1990). |
Geeraerts, D.: ‘De Vlaamse taalkloof’. Over taal 38, 30-34 (1999). |
Janssens, G.: Het Nederlands vroeger en nu. Leuven/Leusden, 2003. |
Jaspers, J.: ‘Het Vlaamse stigma. Over tussentaal en normativiteit’. Taal en Tongval 53, 2, 129-153 (2001). |
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen: Nederlands, tenzij.... Tweetaligheid in de geestes- en de gedrags- en maatschappijwetenschappen. Rapport van de Commissie Nederlands als wetenschapstaal. Amsterdam, 2003. |
Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten: Taal in onderwijs en wetenschap. Rapport van het Comité van de Academie voor Wetenschappen en Techniek. Brussel, 2003. |
Willemyns, R.: Het verhaal van het Vlaams. De geschiedenis van het Nederlands in de Zuidelijke Nederlanden. Antwerpen/Utrecht, 2003. |
|
|