Colloquium Neerlandicum 16 (2006)
(2007)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdNeerlandistiek in contrast. Handelingen Zestiende Colloquium Neerlandicum
[pagina 455]
| |||||||||||||||||
Taal, cultuur en politiek | |||||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||||
De politieke Groot-Nederlandse bewegingGa naar eind1
| |||||||||||||||||
VoorgeschiedenisRond 1430 verenigde de Bourgondische hertog Filips de Goede een tiental vorstendommen bij de Noordzee. De Habsburgse keizer Karel V breidde die tussen 1528 en 1549 uit tot de Zeventien Provinciën en organiseerde die als een bondsstaat. Maar zijn bloedige vervolging van de protestanten veroorzaakte onder zijn zoon Filips II de opstand die uitliep op een scheuring bij het einde van de zestiende eeuw. De Verenigde Provinciën gingen behoren tot de protestantse, overwegend Germaanse wereld, de Zuidelijke Nederlanden daarentegen tot de contrareformatorische, overwegend Romaanse wereld met haar eigen barokcultuur. Wel bleef in het zuiden de herinnering levend aan de bloeitijd van de Zeventien Provinciën, en bleef de katholieke minderheid in de bevolking van het noorden een religieuze band met het zuiden bewaren. Maar er groeiden twee afzonderlijke proto-naties, die niet alleen cultureel van elkaar vervreemdden, maar ook mentaal door twee eeuwen warme of koude oorlog.Ga naar eind2 Toen de proto-nationale ancien régime-samenlevingen werden getransformeerd in moderne naties, van 1780 tot 1848, sloegen beide landen opnieuw een tegengestelde koers in. Het paradoxale is, dat dit gebeurde doordat ze na de val van Napoleon door het Congres van Wenen in 1815 in één koninkrijk verenigd werden. De Belgen maakten daarin 62% van de bevolking uit, en de katholieken meer dan 70%. Daarom steunden de Hollands-protestantse elites het autoritaire regime dat de Oranje-koning Willem I invoerde, naar het voorbeeld van zijn Pruisische verwanten.Ga naar eind3 Die dominantie van het noorden stimuleerde daarentegen in het zuiden het streven naar volkssoevereiniteit, niet alleen bij de liberalen, maar ook bij de klerikalen. De Belgische Revolutie van 1830 schiep een parlementair regime | |||||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||||
dat voor de Europese liberalen als een model zou gelden. Ze oriënteerde de Belgen blijvend op de Franse Revolutie, die in Nederland des te meer werd afgewezen. Daar richtte men zich op de Duitse romantiek, ook in de semi-liberale grondwet die in 1848 werd aangenomen. Beide landen stonden zowel politiek als cultureel zover van elkaar af,Ga naar eind4 dat het tot de vooravond van de Tweede Wereldoorlog zou duren vooraleer er een vriendschappelijke toenadering begon.Ga naar eind5 Vooral vanuit het nationaal enthousiasme dat door de Belgische Revolutie was gewekt, ontstond in het noorden van België een beweging om de volkstaal alzijdig te gebruiken als cultuur- en bestuurstaal, tegen de eeuwenoude verfransing in. Hoewel deze ‘Vlaamse Beweging’ vooral in de klerikale opinie aanhang vond,Ga naar eind6 erkende ze in meerderheid dat haar ‘Vlaamse taal’ dezelfde was als die van Nederland. In het noorden wekte de romantiek onder de filologen belangstelling voor de middeleeuwse letterkunde, die vooral in het zuiden gebloeid had en waarvan de handschriften ook door voormannen van de Vlaamse beweging werden uitgegeven. Dat schiep dus een zekere nationale band met de door de publieke opinie afgewezen ‘muitende Belgen’.Ga naar eind7 Sinds 1849 werden er, gemiddeld om de twee jaar, gemeenschappelijke taal- en letterkundige congressen gehouden en werd er gewerkt aan een gemeenschappelijk Woordenboek der Nederlandsche taal. Met het oog daarop werden eenvormige spellingregels voor beide landen samen ontworpen door M. de Vries en L.A. te Winkel; ze werden in 1864 aanvaard door België en in 1883 ook door Nederland. Pas rond 1900 begonnen er andere noemenswaardige contacten te groeien over de grens heen. In de Vlaamse Beweging brak moeizaam het inzicht door dat ook voor de spreektaal de norm van het noorden moest gelden. Jonge Vlaamse letterkundigen publiceerden bij Nederlandse uitgevers. Er werden gemeenschappelijke studentencongressen georganiseerd en enkele Vlaamse studenten volgden vakantieleergangen aan Nederlandse universiteiten. Die ontwikkeling hing samen met de groei in kracht en aanhang van de Vlaamse Beweging, die nu de gelijkheid van het Nederlands (of het ‘Vlaams’) en het Frans in België eiste, als een recht voor Vlaanderen dat ze als een subnatie in België erkende. Onder de militanten groeide wrevel over het trage vorderen van de wettelijke gelijkstelling. Tegen de Belgische jubelviering van 1905 protesteerden enkele tientallen verenigingen, volgens welke 1830 het begin was geweest van de achterstelling van hun taal. In 1914 was de vernederlandsing van de rijksuniversiteit Gent aanhangig in het parlement. In Nederland hadden in de negentiende eeuw slechts enkele filologen en literatoren belangstelling voor de Vlaamse Beweging, die als ‘klerikaal’ werd afgewezen. Ook daar trad rond de eeuwwende verandering op, onder invloed van een opleving van nationalisme. Die opleving kwam ook elders in Europa voor, en | |||||||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||||||
werd in Nederland gestimuleerd door koloniale oorlogen en door de Boerenoorlog in Zuid-Afrika 1899-1902. In 1898 werd het Algemeen Nederlandsch Verbond (ANV) gesticht, dat de banden wilde aanhalen met Nederlanders in de koloniën en in den vreemde, maar ook met Zuid-Afrika en met Vlaanderen. De Duitse kanselier Von Bethmann-Hollweg wees op ‘een zekere gevoeligheid van de Nederlanden, die ondanks alle tegenstrijdige verzekeringen, de afscheiding van België niet helemaal hebben verteerd (verschmerzt)’. | |||||||||||||||||
In de oorlogGa naar eind8In de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) vormde de Angliederung van het veroverde België en het neutrale Nederland het voornaamste oorlogsdoel van het Duitse Rijk in het westen. De vorm van die Angliederung zou afhangen van de einduitslag van de oorlog, maar er werd onmiddellijk en jarenlang over beraadslaagd. Op 2 september 1914, nog voordat het Duitse leger de Vlaamse provincies bezet had, gaf kanselier Bethmann aan de Chef der Zivilverwaltung in Brussel de richtlijn om ‘met het oog op een toekomend akkoord met Holland [...] in België de culturele Vlaamse beweging, die toch ook een beweging ten voordele van de Hollandse taal is, zoveel mogelijk publiek te ondersteunen’, onder meer door maatregelen inzake het onderwijs. Generaal Ludendorff deed via de Duitse gouverneur-generaal in Brussel, Von der Goltz, aan de Nederlandse zaakgelastigde aldaar het voorstel om België te verdelen tussen Frankrijk en Nederland, dat dan in het Duitse rijk zou treden. Die idee leefde ook in de kring rond de kanselier en zou worden bepleit door de Beierse koning en kroonprins. Nog tal van andere vormen van Angliederung werden in overweging genomen, waaronder gedeeltelijke annexatie, en satellizering van wat daarna zou overblijven van België en Nederland. Op 16 december 1914 gaf Bethmann een nadere instructie aan de nieuwe gouverneur-generaal, Von Bissing. Het Duitse rijk moest bij de Vlaamse bevolking de positie verwerven van natuurlijke beschermer en trouwe vriend. Daartoe moest de meest verregaande bescherming worden verleend aan de Vlaamse taal, de universiteit van Gent worden vervlaamst en een publicistische verbinding geschapen tussen Vlaanderen en Nederland. Het was nu zowel de bedoeling om Vlaanderen te lijmen vanuit Nederland, als om Nederland te winnen met Vlaanderen als lokaas. Het Duitse gezantschap in Den Haag werd een heel belangrijk centrum van de Flamenpolitik. Het werd van maart 1915 tot oktober 1916 toevertrouwd aan de topdiplomaat Richard von Kühlmann, die ijverig de opslorping van ‘de kleine Germaanse randstaten’ voorbereidde. Op 23 augustus 1915 rapporteerde hij aan de kanselier dat het plan om beroep te doen op sommige Duitse professoren bij de heropening van de Gentse universiteit, ontstemming wekte: ze vinden hier dat er op Hollanders | |||||||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||||||
een beroep moet worden gedaan voor Vlaanderen. En dan gaf Kühlmann zijn commentaar: als het doel is annexatie, dan moeten we de Hollandse invloed niet versterken. Maar als het doel is ons uit de hoofddelen van België terug te trekken en het ‘door het benadrukken van de Vlaams-Waalse geschillen blijvend te verzwakken, dan is het heel goed mogelijk om een werkwijze te bedenken, waarbij de Hollanders als nuttige werktuigen in de Vlaamse zaak konden gebruikt worden’.Ga naar eind9 Daartoe was er een Groot-Nederlandse beweging in het leven geroepen onder leiding van de ‘vertrouwensman’ der legatie, de christelijk-historische politicus en letterkundige F.C. Gerretson (Geerten Gossaert). Die riep de Vlamingen op om zelfbestuur te eisen; dat dit hun werd geweigerd door de uitgeweken Belgische regering in het Noord-Franse Le Havre, bewees dat België een satelliet van Frankrijk was, en dat de Vlamingen de Duitse hulp moesten aanvaarden. Na de oorlog moest een gefederaliseerd en neutraal België een blok vormen met Nederland en met de centrale mogendheden tegen Frankrijk en Engeland. In de oorlog sympathiseerden de Nederlandse elites overwegend met Duitsland: het hof, de regeringskringen, het leger, de zakenlui en de universiteiten. Niet alleen de protestantse, maar zelfs de ‘liberale’ politieke partijen verkozen het conservatieve keizerrijk boven ‘het jakobijnse Frankrijk’. Er was dus een gunstige voedingsbodem voor de heel intensieve Duits-Groot-Nederlandse propaganda. De liberale minister-president Cort van der Linden en de prestigieuze protestantse staatsman Abraham Kuyper moedigden Kühlmann en Bethmann uitdrukkelijk aan om ‘een heel verregaande autonomie van de Vlaamse gebiedsdelen tegenover de rest van België’ tot stand te brengen (Cort van der Linden), of zelfs twee afzonderlijke koninkrijken onder een personele unie (Kuyper). In dat klimaat kon onder de rechtse intellectuelen en studenten een kleine maar actieve groep van Groot-Nederlandse militanten worden geworven. Hun invloed reikte veel verder dan hun eigen verenigingen, week- en maandblad. Via de overwegend Duitsgezinde pers van Nederland, die door Duitsland werd gesubsidieerd en ook in het bezette België verspreid, bewerkten ze een groot deel van de Nederlandse opinie, van de Belgische vluchtelingen in Nederland en zelfs van de bevolking in het bezette land. Gezant Kühlmann rapporteerde in 1916 herhaaldelijk over het grote succes van de Duits-Groot-Nederlandse propaganda, die Nederland voorhield dat ‘het Frans-Engelse gevaar’ werd versterkt door ‘een half Frans België, vol haat tegen Holland, een niets ontziend België in het geval van een overwinning der Entente, dat zou het verlies van Limburg en Zeeuws-Vlaanderen betekenen, nog afgezien van de blijvende culturele bedreiging van Holland uit het Westen (door het Frans-Belgische jakobinisme, L.W.). Wat is daartegen te doen? Alleen een Vlaams, | |||||||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||||||
dat wil zeggen een Hollands België... Nu betekent de Vlaamse beweging (= de Flamenpolitik, L.W.) niet meer de uitlevering van een verbrokkeld België aan het zegezekere Duitsland, maar de opbouw van een barrière tegen het Franse (en Engelse) gevaar’. Nederland zou geen bezwaar hebben tegen een inlijving bij Duitsland van het gebied ten oosten van de Maas, dus van het grootste deel van Wallonië, en de vervlaamsing van het overige België. Daarna konden Holland en België de rol kiezen van bolwerk tegen Frankrijk en Engeland, en dan kon Duitsland beschikken over de Schelde en de Neder-Rijn, aldus de gezant. Bij velen in de Nederlandse elites leefde blijkbaar al de idee, die ze in de jaren 1925-1927 uitdrukkelijk zouden formuleren in talrijke geschriften, dat een anti-Belgische Vlaamse beweging een herleving kon betekenen van de Barrière uit vroegere eeuwen. Dus een herleving van de hegemonie van de noordelijke over de zuidelijke Nederlanden. Over de drijvende Groot-Nederlanders rapporteerde Kühlmann: ‘Het doel van deze mannen is niet een vereniging van Holland met de Vlaamse delen van België. Daar schrikken ze eigenlijk allemaal voor terug, vooral omwille van de godsdienstkwestie. Een zo sterk katholiek element wil niemand binnenhalen in Holland. Veeleer stellen deze groepen zich voor, dat in een min of meer hersteld België de Vlaamse gebiedsdelen een zo goed als volledig zelfbestuur zullen hebben, en dat Holland om zo te zeggen als leraar en vriend met deze zelfstandig georganiseerde Vlaamse gebiedsdelen een bijzonder nauwe verhouding zou onderhouden’. Wel had de Flamenpolitik vanaf het begin ook wantrouwen en afkeer gewekt in Nederland, vooral bij de katholieken die traditioneel met België sympathiseerden, en bij de socialisten die tegen het keizerlijke en het Pruisische regime gekant waren. Maar die twee bevolkingsgroepen stonden toen nog in de marge. De praktische doorvoering van hervormingen in België kwam slechts traag op gang, omdat de bezetter er zo weinig medewerking voor vond bij de bevolking, al groeide er sinds de zomer van 1915 daarover een scheuring in de Vlaamse Beweging. Pas in oktober 1916 werd de vernederlandste Gentse universiteit geopend, met veertig studenten. Dat aantal zou groeien tot 417 op het einde van het tweede en laatste jaar, onder meer door inschrijvingen als ‘vrij student’ om te ontsnappen aan wegvoering als arbeidskracht door de bezetter. Die deportaties en ook de administratieve en politieke verbrokkeling van België die vanaf 1917 werd doorgevoerd, wekten in Nederland in bredere kring afkeer, samen met de vrees dat het ook zelf zou worden opgeslorpt. Omwille van de aarzelingen in het Algemeen Nederlandsch Verbond om de Flamenpolitik te blijven ondersteunen, werd toen een radicalere Dietse Bond opgericht die openlijk de vernietiging van België nastreefde. Naast en mede dank zij haar resultaten in Nederland, heeft de Groot- | |||||||||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||||||||
Nederlandse beweging een essentiële rol gespeeld in het creëren onder de Vlamingen van het activisme, een beweging die bereid was om de Duitse geschenken te aanvaarden en daardoor openlijk in botsing te komen met de Belgische regering en de openbare opinie. Indien die geschenken niet waren aangeprezen door ‘de vrienden van Vlaanderen uit het neutrale Nederland’, zoals het vertrouwde Algemeen Nederlandsch Verbond, zouden er beduidend minder activisten gevonden zijn. Nu schatten die in december 1917 hun aantal openlijke aanhangers op slechts 15.000, en dat lijkt correct. Maar in veel bredere kring was de Belgische publieke opinie geradicaliseerd voor of tegen de Vlaamse Beweging. Het doel om België ‘door het benadrukken van de Vlaams-Waalse geschillen blijvend te verzwakken’ werd zeker bereikt. | |||||||||||||||||
VoortzettingBij het naderen van de militaire ineenstorting in oktober 1918 besliste het Duitse bezettingsbestuur in Brussel om de Flamenpolitik voort te zetten, nu meer dan ooit in een Groot-Nederlandse verpakking. De gouverneur-generaal benoemde uit de betrouwbaarste activisten een groep die als ‘Vlaams Comité’ met veel geld in Den Haag werd geïnstalleerd, om van daaruit propaganda te voeren voor een zelfstandig Vlaanderen, minstens tot aan het einde van de vredesonderhandelingen die tot juni 1919 aansleepten. Ook de Groot-Nederlandse pers in Holland werd zo lang verder gesubsidieerd. Enkele honderden activisten werden met financiële steun aangemoedigd om zich als balling in Nederland te vestigen, en op Duits initiatief werd er een ‘Nederlands Steuncomité voor Vlamingen’ opgericht. Ook Gerretson riep de activisten op om ‘in een georganiseerde uittocht’ naar Nederland te komen en daar een ‘emigrantenpolitiek’ te voeren. Dat de Groot-Nederlandse beweging na november 1918 ononderbroken actief kon blijven, werd vergemakkelijkt doordat het in Nederland grote verontwaardiging wekte dat België tijdens en na de vredesonderhandelingen in Versailles een grondige herziening, in zijn voordeel, vroeg van het scheidingsverdrag met Nederland dat in 1831-1839 door de mogendheden was opgelegd. Dat versterkte een geheel van voorstellingen die in brede kring ingang hadden gevonden onder de Nederlandse elites, omdat ze aansloten bij oude opvattingen en bij het nationale zelfbeeld sinds 1830. Ten eerste: België is een satelliet van Frankrijk; ten tweede: dáárom verdrukt het de Vlamingen en bedreigt het Holland; ten derde: indien dit België zou versterkt worden door toegevingen (vroeger luidde dat: door een overwinning van Frankrijk en Engeland), zouden de Vlamingen nog méér verdrukt worden en Holland nog méér bedreigd; en ten vierde: de bedreiging voor Holland zal niet verdwijnen voordat de Vlaamse kwestie radicaal opgelost is, vermits franskiljonisme en Belgisch imperialisme identiek zijn. | |||||||||||||||||
[pagina 463]
| |||||||||||||||||
Niet alleen het Algemeen Nederlandsch Verbond, met zijn plaatselijke afdelingen, bleef actief. In vier steden stichtten de Groot-Nederlanders een Vlaams-Hollandse Vereniging met uitgeweken activisten, die nu openlijk de vernietiging van België nastreefden, zoals ook de Dietse Bond deed. Op dezelfde golflengte zaten de studentenafdelingen, die zich in 1922 afscheidden van het te gematigde ANV, om een zelfstandig Diets Studentenverbond te vormen. In Groot-Nederlandse kring werd geld ingezameld om de Vlaams-nationalistische pers in België te ondersteunen en te radicaliseren in anti-Belgische zin. In Vlaanderen was inderdaad een Frontpartij ontstaan van oud-strijders, die met de gematigde vleugel van het activisme hadden gesympathiseerd en die ‘zelfbestuur’ of federalisme eisten. De Groot-Nederlanders wilden die partij versterken en haar heel de anti-Belgische activistische erfenis doen overnemen. Ook in de katholieke partij in België was de Vlaamse Beweging zeer versterkt. De grote meerderheid van de militanten, die tijdens de bezetting de Duitse geschenken geweigerd had, eiste nu van haar eigen regering de onmiddellijke invoering van volledige gelijkheid, dus de Nederlandse eentaligheid van Vlaanderen zoals Wallonië eentalig Frans was. Hoewel dat inzake de overheidsadministraties in grote mate werd ingewilligd, werd het in 1923 ‘definitief’ geweigerd voor de universiteit en voor het leger. En dat hoewel de Vlamingen bijna 70% van de gesneuvelden hadden geleverd, in hun eigen verhaal zelfs aangedikt tot 80%. Die weigering maakte een dubbele doorbraak mogelijk: die van de zelfbestuursidee in de klerikale zuil, en die van het openlijk anti-belgicisme in de Frontpartij en onder de studenten. Daardoor kwam nu een Groot-Nederlandse idee in Vlaanderen zelf aan bod. Een afzonderlijke staat Vlaanderen leek immers onleefbaar, zowel economisch als politiek. Vandaar dat degenen die de strijd tegen België aanbonden, als oplossing voorstelden een politieke verbinding van Vlaanderen met Nederland, in een federatie of hoe dan ook. Het was een intellectuele constructie die niet geschikt was om sympathie te winnen bij de bevolking, integendeel. Maar ze zou aan verspreiding winnen samen met de groeiende verontwaardiging over de rechtsongelijkheid in België. Op 3 april 1925 ondertekenden de ministers van Buitenlandse Zaken van België en Nederland eindelijk het verdrag tot herziening van het scheidingsverdrag van beide landen uit 1839. Het hield voor België aanzienlijke economische verbeteringen in, vooral inzake de verbinding van de Antwerpse haven met de zee en de Rijn. Nederland erkende de opheffing, door het Verdrag van Versailles, van enkele politieke punten uit het scheidingsverdrag: de verplichte Belgische neutraliteit en het verbod om Antwerpen als oorlogshaven te gebruiken. Onmiddellijk zette de Groot-Nederlandse beweging een offensief in tegen | |||||||||||||||||
[pagina 464]
| |||||||||||||||||
dit ‘onaannemelijk tractaat’. Het leverde Nederland immers uit aan het imperialistische Frankrijk dat, via zijn satelliet België, een greep deed naar de Rijnmonding! Dat was de voorstelling die opgeld deed in Duitsland, waarop de Nederlandse elites en bijzonder de Groot-Nederlanders georiënteerd bleven.Ga naar eind10 Met onder meer de havens van Amsterdam en vooral Rotterdam, die al zozeer waren getroffen door de naoorlogse economische crisis in Duitsland, kon een machtige nationale protestbeweging op gang gebracht worden. Die werd twee jaar lang volgehouden en zou uitlopen op de verwerping van het verdrag door de Eerste Kamer in maart 1927. De Groot-Nederlanders hadden daarbij kunnen gebruikmaken van hun Vlaams-nationalistische vrienden: die hadden argumenten aangedragen tegen het verdrag, in en buiten het Belgisch parlement waarin ze zes van de 186 volksvertegenwoordigers telden.Ga naar eind11 De Groot-Nederlandse beweging was nu een politieke macht geworden in Nederland. Ze had de minister van Buitenlandse Zaken Van Karnebeek tot ontslag gedwongen en zou tot de Tweede Wereldoorlog sterk genoeg blijven om te beletten dat er een verdrag met België over de waterwegen werd gesloten. Mede daarom, en om België bij de aanstaande eeuwfeesten te ondermijnen, lokte ze voortdurend incidenten uit tussen Den Haag en Brussel. In februari 1929 kon ze zelfs een grote internationale rel veroorzaken, door met voorkennis van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken het verslag te publiceren van een afspraak, gemaakt tussen de Franse en de Belgische legerstaf, om voor een aanval op Duitsland door Nederlands Limburg te trekken. Maar weldra bleek dat die ‘Utrechtse papieren’ een gefantaseerd stuk waren, en dat veroorzaakte een terugslag voor de beweging. In de Rotterdamse havenkringen, waarmee ze nu stevig verbonden waren, hadden de Groot-Nederlanders het geld gevonden om in juli 1927 het enige Vlaams-nationalistische dagblad te kopen, De Schelde in Antwerpen, dat zonder financiële steun niet kon overleven. Ze benoemden tot hoofdredacteur de volksvertegenwoordiger Herman Vos, die met het oog daarop bereid was geweest om in het Belgisch parlement argumenten te leveren waarmee de Nederlandse opinie tegen het verdrag kon worden opgezet. Gerretson werd financieel directeur van De Schelde, en samen met zijn vriend, de historicus Pieter Geyl, ook politiek directeur. Zo waren zij nu een macht in de Vlaams-nationalistische beweging geworden, en zij lieten niet af om Vos en die beweging in haar geheel in radicaal anti-Belgische zin te beïnvloeden.Ga naar eind12 Dat de Vlaams-nationalisten bij de verkiezingen van mei 1929 hun aantal zetels in de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers konden verdubbelen, opende mooie perspectieven. De beweging beleefde in Nederland tot ongeveer 1934 haar hoogtepunt, met vooral veel aanhang onder studenten. Ze kreeg nu ook vaste voet bij de katholie- | |||||||||||||||||
[pagina 465]
| |||||||||||||||||
ken, namelijk bij fascistisch georiënteerde jonge intellectuelen en in de provincie Noord-Brabant waaraan Gerretson voorspiegelde dat het ‘Midden-Nederland’ zou worden bij de komende ‘hereniging’ van Vlaanderen met Holland. De stichting van een prestigieus tijdschrift Leiding door Gerretson, Geyl en de literator P.N. van Eyck was wel te hoog gegrepen; de uitgave moest na twee jaar worden gestaakt. Maar Geyl maakte veel indruk met zijn talrijke publicaties tegen de traditionele geschiedschrijving, die de historische groei van een Belgische natie naast een Noord-Nederlandse had beschreven. Vooral bestreed hij Henri Pirenne, wiens Histoire de Belgique als een meesterwerk van de Europese geschiedschrijving was erkend bij het verschijnen van de eerste delen in 1899 en 1902. In samenwerking met de irredentische Westforschung in DuitslandGa naar eind13 ontwierp Geyl daar tegenover een etnische voorstelling van het verleden, volgens welke er geen Belgen bestonden of ooit konden bestaan hebben, alleen Nederlanders (Germanen), waaronder de Vlamingen, en Fransen (Romanen), waaronder de Walen.Ga naar eind14 | |||||||||||||||||
Fascisme en verdeeldheidIn 1931 werd Gerretson voorzitter van de Nationale Unie, die na 1927 de strijd tegen een verdrag met België was blijven voeren. Hij radicaliseerde haar in antiparlementaire zin, voor een autoritair corporatief regime dat hij in samenwerking met andere fascistische bewegingen wilde vestigen.Ga naar eind15 De verbinding van Grootneerlandisme en Duitsgezindheid met fascisme was onvermijdelijk vanaf de tweede helft van de jaren twintig, zowel in Vlaanderen als in Holland. De aandacht voor het fascisme drong zich toen op in heel Europa. Hoe konden de Groot-Nederlanders hun doel bereiken, het uiteenscheuren van België en het aanhechten van Vlaanderen bij Nederland? Zeker niet langs democratische, parlementaire weg. Zij moesten hun hoop blijven stellen op een rechts revanchistisch Duitsland, dat de volgende oorlog zou winnen. Dezelfde conservatiefnationalistische elementen in Duitsland die tijdens de oorlog de stuwers waren geweest van de Flamenpolitik, legden zich niet neer bij de nederlaag. De opdringende autoritaire stroming schiep verdeeldheid onder de Groot-Nederlanders. In Vlaanderen, bijzonder in West-Vlaanderen, was ze verbonden met een integraal katholicisme, dat aanstuurde op een regime vergelijkbaar met dat wat Dollfuss zou vestigen in Oostenrijk. Het leidde tot felle tegenstellingen binnen de nationalistische partij, ten gevolge waarvan die een ernstige nederlaag opliep in de parlementsverkiezingen van december 1932. De Vlaamsgezinde opinie was ook bevredigd doordat de universiteit van Gent volledig was vernederlandst in 1930, en in 1932 ook het lager en secundair onderwijs en de overheidsadministraties. De nationaal-socialistische machtsovername in Duitsland, begin 1933, gaf | |||||||||||||||||
[pagina 466]
| |||||||||||||||||
een stimulans aan de Groot-Nederlandse beweging en aan de rechts-autoritaire stromingen in het algemeen. De Nieuwe Orde, met ‘de nationale her-ordening van Europa’, kwam nu zichtbaar naderbij. Maar tegelijk werd het verzet daartegen verscherpt en werden de inwendige tegenstellingen verhevigd. In Nederland was in december 1931 een Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) opgericht door de waterstaatkundig ingenieur Anton Mussert. Die was in 1925-1927 de onvermoeibare secretaris en organisator geweest van het Nationaal Comité van Actie tegen het verdrag met België. Toen er in 1931 werd aangekondigd dat er over een nieuw verdrag zou onderhandeld worden, reageerde hij tegen zulke ongelooflijke nationale vernedering door de NSB te creëren, met onder meer voormannen van de Groot-Nederlandse en de anti-verdragsbeweging. Mussert nam zestien punten uit het programma van de Duitse nazi-partij over (niet het antisemitisme), en voegde er vier andere aan toe, waaronder Groot-Nederland. Niet toevallig werd Utrecht, het centrum van de Groot-Nederlandse en de rechts-autoritaire stromingen, ook de zetel van de NSB. Gerretson en andere Groot-Nederlanders werkten verspreid in verschillende, min of meer openlijk fascistische verenigingen. Toen die door de Nederlandse regering verboden werden voor ambtenaren, moest Gerretson, als Utrechts hoogleraar, er zich uit terugtrekken. Hij en zijn vriend Geyl verloren ook hun greep op het Vlaams-nationalisme. Dat werd vanaf de herfst van 1933 stilaan verenigd in het Vlaams Nationaal Verbond (VNV), een autoritaire partij van fascistische strekking, waartoe Herman Vos niet had willen toetreden ondanks het aandringen van Geyl. De krant De Schelde kwam in handen van het VNV, dat zijn politiek zou afstemmen op nazi-Duitsland.Ga naar eind16 Een afwijkende evolutie maakte het Verdinaso door, een vereniging die gegroeid was uit de integralistisch-katholieke traditie van West-Vlaanderen. Ze had openlijk het gebruik van geweld voorgestaan voor de vernietiging van België en de vestiging van een fascistisch Groot-Nederland. Om aan de tegenmaatregelen van de Belgische regering te ontkomen beval haar leider, Joris van Severen, in 1934 een ‘nieuwe marsrichting’. Voortaan wilde hij de staat niet meer omverwerpen, maar hem vreedzaam veroveren. In de plaats van Groot-Nederland zou Heel-Nederland komen: de vereniging van Nederland, België met inbegrip van Wallonië, en Luxemburg, met behoud van hun dynastieën, in een antidemocratisch en antisemitisch geheel. Dus een herstel van de Bourgondisch-Habsburgse Nederlanden uit de zestiende eeuw, of van het Verenigd Koninkrijk van 1815-1830. Het Verdinaso kreeg ook enige aanhang onder Nederlandse katholieken en Franstalige Belgen. Vermits het niet meer anti-Belgisch was, kreeg het geen steun uit Duitsland, in tegenstelling tot het VNV en Vlaams-nationalistische splintergroepen.Ga naar eind17 | |||||||||||||||||
[pagina 467]
| |||||||||||||||||
De groeiende bedreiging door nazi-Duitsland leidde tot enige toenadering tussen de regeringen van België en Nederland. Gerretson nam publiek afstand van zijn vroegere anti-Belgische gezindheid. Maar het VNV en de Dietse Bond bestreden elke toenadering: die zou Nederland in het imperialistische kamp van Frankrijk meesleuren, beweerden ze. In 1936 werd er in Nederland nog een nieuwe anti-Belgische organisatie opgericht met afdelingen in een aantal steden: de Stichting Noord-Nederland-Vlaanderen. Het was of werd een soort mantelorganisatie van het fascistische Zwart Front.Ga naar eind18 Maar ook de anti-nationaal-socialistische Geyl aanvaardde er in 1939 een bestuursfunctie. Het dilemma werd nog scherper gesteld van september 1939 tot mei 1940, toen de Lage Landen nog neutraal bleven tijdens het begin van de Tweede Wereldoorlog. Geyl en anderen namen toen ontslag uit de Stichting. | |||||||||||||||||
De tweede oorlogDe Duitse overwinning op België en Frankrijk in mei-juni 1940 bracht vele Groot-Nederlanders in een euforie, ook al was Nederland mee onder de voet gelopen. Eindelijk leken de voorwaarden vervuld voor ‘de hereniging van alle Nederlanders, van Duinkerken tot de Dollard’. In Nederland ondertekenden bijna 170 bekende aanhangers een manifest voor zo'n hereniging, die zou bijdragen tot ‘een herordend Europees vasteland’ onder Duitse leiding. Ook voor de katholieke pers en voor een plots opschietende massabeweging, de Nederlandse Unie, werd Groot-Nederland nu actueel, evenals voor Geyl. In augustus 1940 werd op initiatief van de Dietse Bond een Verbond van Heel-Nederlandse Verenigingen in Noord-Nederland gevormd.Ga naar eind19 In Vlaanderen leefden soortgelijke begoochelingen bij de Vlaams-nationalisten en in het Verdinaso. Zelfs hoopten sommigen dat de Belgische koning Leopold III, die zich bij de nederlaag had neergelegd in tegenstelling tot de Nederlandse koningin Wilhelmina, aan het hoofd van Groot-Nederland zou komen. Maar het lange-termijndoel van de bezetter was de annexatie bij Duitsland. Dus verbood hij in de loop van 1941 de Groot-Nederlandse propaganda en sommige organisaties. Een aantal fascistische Groot-Nederlanders zou overgaan naar de pangermanistische SS, die de Groot-Nederlandse idee uitdrukkelijk bestreed. Velen collaboreerden met de bezetter binnen de NSB of het VNV. Anderen trokken zich terug, en enkelen zouden zelfs naar het verzet overgaan. In 1943 was er in Amsterdam een restant van de Dietse Bond actief, dat zich richtte tot het hoofd van de ‘Vrije Fransen’, generaal De Gaulle, om België te verdelen tussen Frankrijk en Nederland. Het gebruikte daarbij formuleringen die direct stamden uit de Duitse propaganda van de Eerste Wereldoorlog: ‘Het oplossen van een staat, die door zijn Franse opzet en karakter een haard van binnenlandse | |||||||||||||||||
[pagina 468]
| |||||||||||||||||
onrust en buitenlandse inmenging is, zou een aanzienlijke bijdrage vormen tot de bestendiging van de vrede in West-Europa’.Ga naar eind20 Bij de bevrijding in 1944-1945 was de politieke Groot-Nederlandse beweging verdwenen. Een aantal gewezen aanhangers in het Noorden ijverde toen voor het annexeren van Duits grondgebied. Geyl, Gerretson en anderen pleitten voor een culturele toenadering tussen Vlaanderen en Nederland, en daar kwam veel meer van terecht dan tevoren. Want niet alleen was het openbaar leven in Vlaanderen vernederlandst, maar de Groot-Nederlandse beweging was toch niet zozeer een stimulans, als wel een hinderpaal geweest voor die toenadering, en die hinderpaal was nu weggevallen. Het is ook opvallend dat de twee zogenaamd Groot-Nederlandse partijen, het VNV in Vlaanderen en de NSB in Nederland, niet tot samenwerking gekomen waren. In feite had er niet echt een Groot-Nederlandse beweging bestaan, alleen anti-Belgische bewegingen in de twee landen. Hoe is het te verklaren dat er geen waarachtige Groot-Nederlandse beweging is ontstaan? Een antwoord vinden we in het werk van de Britse socioloog Anthony Smith, die een toonaangevend auteur is inzake naties en natievorming. Hij schrijft dat een gemeenschappelijke taal alleen bij leden van de intelligentsia een eenheidsgevoel creëert, behalve indien er tegelijk een gemeenschappelijke geschiedenis is, die dan door de taal wordt uitgedrukt, overgedragen en gesymboliseerd.Ga naar eind21 Een gemeenschappelijke geschiedenis hebben Vlaanderen en Nederland nauwelijks. | |||||||||||||||||
[pagina 469]
| |||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||
[pagina 470]
| |||||||||||||||||
|
|