| |
| |
| |
Land en krant M.J.M. van Rooy (Rotterdam)
In de getekende rubriek ‘Het Dagelijkse Leven’ van Peter van
Straaten in de Amsterdamse krant
Het Parool
was een tijdje geleden het volgende tafreel te zien:
De achterkant van een tweezitsbank die frontaal voor een televisietoestel is
geplaatst. Op het beeldscherm staat een vage impressie van een mooie, blonde,
een beetje ordinaire omroepster in close-up. Op de bank zitten een man en een
vrouw, dicht naast elkaar. We zien ze op de rug. De vrouw is verdiept in de
omroepster, dat zie je aan de stand van haar hoofd, want Peter van Straaten is
een knappe tekenaar. De man, vadsig, brede, hoge rug, lamlendige houding, kijkt
schuin over zijn schouder achterom, naar de derde persoon op de tekening.
Dit is een bleke jongeman, met grote hoge schoenen, beide handen diep in zijn
broekzakken, een brilletje op zijn puntige neus en kort, ongekamd haar.
De tekst onder deze voorstelling komt duidelijk uit de mond van de lamlendige
man, de vader, en luidt: ‘O, hemel, meneer de intellectueel’.
Deze tekening is een treffende illustratie van de Derde Mediarevolutie die zich
in de wereld en dus ook in ons land, op het ogenblik nog steeds aan het
voltrekken is.
Zoals u natuurlijk weet, vond de eerste mediarevolutie plaats in de vijfde eeuw
voor Christus, toen de oorspronkelijk orale cultuur van Athene werd verdrongen
door de cultuur van het schrift. De beroemde reportages van de Griekse
geschiedschrijver Herodotus - onder andere van de Perzische oorlogen - zijn de
eerste geschreven teksten in de wereldgeschiedenis die je een vorm van
journalistiek zou kunnen noemen.
Deze eerste omwenteling in de vorm van informatie-overdracht, werd vooral
kritisch benaderd door Socrates, de wijsgeer die nooit een letter heeft | |
| |
geschreven. Socrates wantrouwde het schrift en dreef er zelfs de
spot mee, precies zoals de intellectuelen deden bij de invoering van de
televisie, in ons land in de tweede helft van de jaren vijftig. En bij vele
intellectuelen is wantrouwen en minachting ten opzichte van de elektronische
beeldtaal nog steeds niet helemaal verdwenen.
Dankzij Plato's dialogen weten we welke bezwaren Socrates tegen het schrift
koesterde. Hij beweerde dat de gesproken taal zich beter leende om uitdrukking
te geven aan denkbeelden, poëzie en godvruchtigheid dan het geschreven woord.
Naar zijn overtuiging zou de invoering van het schrift uitdraaien op een afname
van de geheugencapaciteit, de gespreksvaardigheid en de privacy.
Socrates had natuurlijk gelijk. Alleen kon hij niet voorzien - en dat deed zijn
leerling Plato wel - dat het schrift onvermoede, nieuwe intellectuele inventies
zou stimuleren.
Het is verleidelijk om wat gelijkenissen te trekken met de gevolgen en de gevaren
van de invoering van de televisie, de elektronische beeldtaal in onze tijd.
Dreigende afname van de geheugencapaciteit, van de gespreksvaardigheid, van de
privacy. Het lijkt wel alsof Socrates een futuristisch kijkje had genomen in de
tweede helft van de twintigste eeuw.
De door Socrates geschilderde dreiging dat de geschreven taal de privacy zou
aantasten, bleek een paar eeuwen later, toen de eerste onvervalste
roddeljournalist zijn intrede deed in de wereldgeschiedenis. Dit verschijnsel
openbaarde zich ongeveer in de eerste eeuw voor Christus en de naam van de Henk
van der Meyden van het antieke Rome luidde net niet Christus, maar Chrestus.
Chrestus schreef een soort nieuwsbrief met allerlei, in zijn ogen relevante
wetenswaardigheden die hij in Rome opving. Dit geschrift stuurde hij naar een
select gezelschap van abonnees.
Eén van de ontvangers - overigens door een vriend abonnee gemaakt, toen al - was
de staatsman, advocaat, prozaïst, filosoof Cicero, die buiten Rome vertoefde
toen hij het yellowpress blaadje van Chrestus bezorgd kreeg.
Cicero was not amused. Woedend schreef hij aan de hoofdredacteur dat hij voortaan
verschoond wenste te blijven van toezending van de stompzinnige roddels en
sensatieberichten uit Rome. Overbodige nonsens-informatie vond hij het, zoals
wij ons ergeren aan ongevraagd drukwerk.
Zo zijn veel ons nu vertrouwde verschijnselen van het journalistiek- en
publiciteitsbedrijf, eigenlijk al twintig eeuwen oud. De literaire sterverslag-
| |
| |
gever Herodotus. De gossipreporter Chrestus. Het
cadeau-abonnement van Cicero en - last but not least - de verontwaardigde lezer
die zijn abonnement opzegt, ook weer Cicero. Ik heb uitgerekend dat hij deze
drastische stap ondernam ongeveer zestig jaar voor Christus, in een tijd dat
verslaggevers op de slavenmarkt te koop waren. Weer niets nieuws onder de zon.
Tweeduizend jaar later is in het beeldtaalmedium de situatie nog precies
dezelfde, slaaf en meester. Het nieuwe is misschien - de slaven worden immers
aan het volk getoond - dat er, naast op de slaven, door de omroepmeesters ook
stevig op mooie slavinnen wordt geboden.
Ik ben nog steeds met het media-revolutionaire overzicht bezig. De tweede
Mediarevolutie kwam op gang door de uitvinding van de drukpers. Een massale
verveelvoudiging van het literaire en journalistieke produkt werd mogelijk en
een radicale verandering van het Europese cultuurpatroon was het gevolg.
Bij de voorstelling van de eerste Mediarevolutie, de Atheense, heb ik al
aangegeven dat van oudsher kunstenaars en wetenschappers, en vooral de filosofen
die kunst en wetenschap in zich verenigen, zich de weerspiegeling van tijd en
samenleving tot taak hadden gesteld. Zij zijn de journalisten van de antieke
geschiedenis. In de negentiende eeuw waren het vooral de grote romanciers en
dichters die met sterke beelden, met menselijke drama's en metaforen, uitputtend
de heersende cultuur schilderden. Onder het mom van literatuur vervulden zij de
taak van verslaggever.
In de tweede helft van de twintigste eeuw wordt die rol gedeeltelijk overgenomen
door een leger van maatschappij-historici, cultuur-sociologen, sociaaleconomen,
wetenschappelijke onderzoekers van alle denkbare facetten van onze typische
samenleving.
Een krant dient om de lezer een weerspiegeling te geven van tijd en samenleving.
Afhankelijk van de aard van de krant komt die weerspiegeling tot stand met
behulp van de meest uiteenlopende journalistieke vormen, beelden en stijlen.
Vormen, beelden, stijlen - het klinkt alsof we het over kunst hebben. Dat klopt,
maar het klopt gedeeltelijk. De term ‘geschreven journalistiek’ geeft aan dat er
geformuleerd moet worden, dat er, net als in de negentiende eeuwse romankunst
tafrelen moeten worden beschreven, het liefst in een mooie, meeslepende stijl.
Couperus deed dat bijvoorbeeld voor de Haagse
krant
Het Vaderland
. Maar de krant vereist ook zakelijke, onopgesmukte | |
| |
berichtgeving over de op- en neergangen van de Beurs, het politieke gevecht
over de Wet Arbeids Ongeschiktheid, het verkeersongeluk veroorzaakt door dichte
mist bij Enkhuizen.
Het is deze combinatie van veelzijdigheid en veeleisendheid, van opwinding en
spanning die onherroepelijk aan het maken van een dagblad zijn verbonden en die
in het verleden zo'n aantrekkingskracht uitoefende op halve kunstenaars en
gesjeesde studenten.
Zij kwamen toevallig in de journalistiek terecht.
Tegenwoordig, in ons land sinds een decennia of drie, wordt er uitgesproken voor
de journalistiek gekózen. Op de maatschappelijke ladder is de journalist in
waardering gestegen van ongeveer de onderste sport tot ergens in de bovenste
tien sporten. De journalistiek heeft zich ontwikkeld van een excentrieke manier
van leven, een morsig bestaan van drank en tabak in afgetrapte lokalen, tot een
volwaardige professie met een CAO, een loopbaanplanning, een lease-auto. Ook in
ons land zijn voorbeelden te vinden van journalisten die minister zijn geworden.
Zoals in andere landen schrijvers en filmsterren het tot president hebben
gebracht.
De werkelijke emancipatie van de geschreven journalistiek in ons land, voltrok
zich in dezelfde periode waarin de informatie-overdracht door middel van de
elektronische kanalen, vooral de televisie, tot wasdom kwam. Op grond van het
gemiddelde programmagehalte zou je het niet gauw zeggen, maar aan de hand van de
leeftijd moet je zo langzamerhand tot de conclusie komen dat de televisie het
stadium van de baard in de keel, van de puberteit is ontgroeid.
Dit is de volwassen televisie in Nederland, voor eens en altijd. Het kan hooguit
nog een beetje meer van hetzelfde worden. Alle informatie ‘leuk’ en ‘makkelijk’
gemaakt, gemanipuleerd en verpakt, de formule van de sandwich. Politiek in de
vorm van een reclamespot, religie gepresenteerd als amusement. Ziehier het
supersnelle en kleurrijke informatiemedium waartegen de goede, oude papieren
spiegel, de krant, moet opboksen.
Hoe verloopt die eigenaardige schermutseling?
Een televisie-uitzending bestaat uit een reeks in opeenvolging getoonde beelden
en elke kijker is aan die lineaire volgorde gebonden.
De lezer van een krant heeft veel meer vrijheden. Hij kan zelf bepalen welke
berichten of artikelen hij leest, en hoe en wanneer hij ze leest. Wil hij alleen
even weten wanneer de nieuwe belastingwet wordt ingevoerd, dan leest hij | |
| |
de kop en de inleiding van het bericht. Verlangt hij meer
informatie, dan leest hij verder.
In zekere zin leest iedereen dus een andere krant. Elk individu leest de versie
die het beste past bij zijn of haar belangstelling.
Televisiekijkers, daarentegen, zien allemaal hetzelfde programma. Weliswaar
hebben ze de keuze uit talloze kanalen, maar eenmaal afgestemd zijn ze
overgeleverd aan het lineaire verloop van het getoonde en het lineaire verloop
van de keuze van de programmamakers. Even terugbladeren is onmogelijk, even een
analyse of het hoofdredactioneel commentaar lezen evenzeer.
De televisiekijker wacht gelaten af, maar kan dat in principe 24 uur per etmaal.
Daarom zijn de elektronische media superieur ten opzichte van de geschreven pers
als het gaat om de snelheid van het geven van de nieuwsfeiten. Dat er, vooral
wat televisie betreft, in Nederland nog steeds allerlei krankzinnige
belemmeringen zijn, die de slagvaardige uitoefening van de nieuwsfunctie in de
weg staan, is een bewijs van onze eeuwige overheidsbemoeizucht en regelgeving en
een blijk van ons provincialisme. Ondanks al die kneuterigheid hebben de kranten
hun rol van letterlijke koploper wat betreft het nieuws, aan de elektronische
media moeten afstaan.
Ons land is, als het om kranten gaat, eenvoudig in te delen. We kennen een
landelijke en een regionale pers, serieuze en populaire kranten. De verschillen
in de twee laatste categorieën zijn niet zo uitzinnig groot als in de
Angelsaksische, Duitse, of Mediterrane pers. We blijven keurig, helaas, de
regels van de twee genres volgen. Nieuws, vooral nieuws dat regelrecht te maken
heeft met het dagelijks bestaan van de doorsnee-burger in ons land, blijft het
belangrijkste ingrediënt van de populaire pers. Grondstoffen: menselijk- en
dierlijk drama - hoeveel honden zijn er deze zomer niet weer eenzaam aan bomen
vastgebonden achtergelaten - onrecht, ellende, ziekte en dood. Aan de andere
kant van het driestuiversromantische spectrum schrijft de populaire pers graag
en met verve over liefde, roem, geluk, rijkdom en succes. En laten we eerlijk
zijn, waar u ook ter wereld onze schone taal, waarin het slecht zingen is,
doceert, dit zijn toch de twee polen waartussen u en ik in het leven, heen en
weer worden geslingerd.
Maar desondanks lezen u en ik vooral de serieuze pers. Die is koel, eerder
rationeel dan emotioneel en naast op Nederland vooral op de wereld gericht. | |
| |
Een medium dat uitleg en achtergronden geeft, analyse en
commentaar, essays en intellectueel discours.
Het zijn snelle karakterschetsen die ik hier geef, eerder impressies dan
definities. Maar het zal duidelijk zijn dat de populaire pers en de op het
massapubliek gerichte televisie, elkaar onderling meer in het vaarwater zitten
dan de massamedia en de vooral voor het individu gecomponeerde, serieuze pers.
Dat is ook goed te zien aan de manier waarop de populaire pers de televisie
eigenlijk met de geijkte televisie-wapens tracht te bevechten. Met kleur,
lawaai, warmte en menselijk drama. Maar doorgaans tevergeefs. Voor dit alles is
de elektronische beeldtaal van nature beter toegerust. Toevallig zag ik
eergisteren een herhaling van de door Mies Bouwman gepresenteerde
televisie-actie-avond Open het Dorp in 1962 - u weet wel, met dokter Klapwijk -
en toen Mies - voor de buitenlanders: Mies Bouwman is ongeveer de eerste en de
meest beroemde televisiepresentatrice van Nederland - toen Mies aankondigde dat
de 10-miljoen gulden grens was bereikt, kreeg ik een brok in mijn keel. Nog
nooit heb ik een mond zo mooi zien aarzelen tussen stralend lachen en de
hulpeloze grimas die hoort bij het bedwingen van tranen van ontroering.
Met geen pen te beschrijven.
En neem de confrontatie tussen Gorbatsjov en Jeltsin tijdens de zitting van het
Russische parlement op vrijdag 23 augustus 1991. De onbehouwen, driftige,
schoolmeester gebaren van Jeltsin die de timide Gorbatsjov ‘alle hoeken van de
kamer liet zien’, zoals een platte Nederlandse uitdrukking luidt. Het beteuterde
gezicht van de Sovjet-president. De blaffende hondekop van Boris. Op zulke
momenten denken wij, de beschrijvers van de werkelijkheid, laat de televisie het
nu even doen.
Maar om de gebaren, de gelaatsuitdrukkingen te kunnen begrijpen, moet je
achtergronden kennen. Moet je weten hoe Gorbatsjov en Jeltsin tot op dat
dramatische moment met elkaar zijn omgegaan. Aan de ene kant was ik, als
schrijvend journalist, afgunstig op de beelden, aan de andere kant teleurgesteld
door de achteloosheid waarmee ze op het Nederlandse journaal werden vertoond.
Nauwelijks uitleg, geen context, geen geschiedenis, geen tijd. Want dat is het
natuurlijk: stomweg geen tijd. De quizmaster staat te dringen.
Om dezelfde reden is de populaire pers zoals hij is, kortademig, snel en
oppervlakkig. Doodsbang om te vervelen. En ironisch genoeg is het onder- | |
| |
werp waar deze geschreven pers uiteindelijk onevenredig veel
aandacht aan besteedt, uitgerekend het medium waar ze veel aan heeft moeten
afstaan: de televisie.
Overzien we onze samenleving aan het einde van de Derde Mediarevolutie, dan is de
conclusie gerechtvaardigd dat, naast de heerschappij van de elektronische
beeldtaal, vooral de serieuze krant reden heeft van bestaan.
Naast al die beelden van krankzinnig geworden Kroatiërs en Serviërs, van honger
in Ethiopië, van de zoveelste aanslag in Baskenland, is de behoefte aan
werkelijke kennis van de achtergrond, de behoefte aan brede, diepgravende
reflectie onmiskenbaar geworden.
Het is een belangrijk motief om de serieuze krant een serieuze toekomst toe te
dichten. Een krant waarin de geest van Herodotus, Socrates, Plato, Chrestus -
natuurlijk ook, want we zijn allemaal gek op roddel en achterklap - de
negentiende eeuwse romanschrijvers, Couperus, de
maatschappijhistorici en critici van onze tijd, en de Quizmaster, wordt
weerspiegeld.
Een krant die in de elektronisch verwilderde videoclip-cultuur, een betrouwbare,
intelligente en onderhoudende rol vervult, de moderne geschiedenis boekstaaft,
analyseert en van commentaar voorziet. Een krant die voorbeeldig is geschreven,
goed is voor onze éducation permanente en bovendien een genoegen om te lezen.
Wat zou zo'n krant, in ons land, ideaal zijn.
|
|