vermanen, komen seer selden totte volmaeckte observantie van dien: Horatius ghehoort hebbende dat men een Pleyter, smeer-mondt ofte schoon-spreecker deughdigh noemde, seyde in zijnen tijdt:
Ut Lucum igna, virtutem verba putas,
Staurobatus Koningh der Indianen, door een Brief van Semiranus gedreyght, en dat met seer scherpe positiven, dat indien hy hem kreegh, hy hem soo, en soo wreedelijck soude handelen; ja selfs aen een Kruys doen vast Nagelen: Lachte Staurobatus daer om, en seyde: Men moet met geen dreygende woorden, maer met krachtige Wercken en deught malkander overwinnen. Alexander vraegde eens aen seker Hof-vriendt: Wat meynt gy, wie is stercker de Doodt of het Leven? Hy daer op vaerdigh, seyde, Heer Koning: Het Leven; want die onderhoudt duysenden Ellendigen in Ellende, maer de Doodt verlost haer van alle verdriet.