Haerlemsche eerlycke uren, bestaende in korte sin-spreucken, kloecke antwoorden, en vreemde bejegheninghen
(1661-1663)–Anoniem Haerlemsche eerlycke uren, bestaende in korte sin-spreucken, kloecke antwoorden, en vreemde bejegheninghen– AuteursrechtvrijHaerlemsche eerlycke uren, bestaende in korte sin-spreucken, kloecke antwoorden, en vreemde bejegheninghen . Pieter Casteleyn, Haarlem 1661-1663
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
Universiteitsbibliotheek Amsterdam, signatuur: OTM: OK 61-2772, scans van Google Books.
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Haerlemsche eerlycke uren, bestaende in korte sin-spreucken, kloecke antwoorden, en vreemde bejegheninghen uit 1661-1663.
Er is gebruik gemaakt van een door Stichting Vrijwilligersnetwerk Nederlandse Taal o.l.v. Nicoline van der Sijs en Hans Beelen aangeleverd bestand.
redactionele ingrepen
p. 8: en → in: ‘wel goedt in verstandt’, conform custode.
p. 15: Burgermerster → Burgermeester: ‘klaegde eens een Burgermeester’.
p. 19: met → moet: ‘aen u beyden betaelt moet worden’.
p. 20: de de → de: ‘dat de tegenspoet al veel heylzamer als voorspoet voor den mensche was’.
p. 22: Adel adel → Adel: ‘In onse Republick is den Adel sich altoos oeffenende in’t strijden’.
p. 44: ooek → oock:‘Maer datte Sonne oock is de Opperste van al de Planeten ende Sterren’.
p. 45: Sottichey → Sotticheyt: ‘van des selfs wysheyt sich te dienen, dan, alleen op syn eygen vernuft steunende, Sotticheyt te bedrijven’.
p. 48: indied → indien: ‘O Mavio, indien gy soo braven Capiteyn bent’.
p. 50: ververwondere → verwondere:‘dat ick my (...) niet meer en verwondere’.
p. 79: Daer de Keycker kloeck is, wert haest gedaen wercks → Daer de Keyser kloeck is, hebben de Onderdanen haest gedaan werck (conform Verbeterde Druck-fauten).
p. 86: Secreraris → Secretaris: ‘Doch den Secretaris voechde voorsichtelyck daer by’.
p. 92: disclpline → discipline: ‘een waerachtige Discipline in de Kercke van Engelant’).
p. 96: z → zy: ‘bewaren soo lange zy leefden’.
p. 106: leeft → heeft: ‘de imperativus heeft geen priman personam’.
p. 120: delseve → deselve: ‘dat uwe Keyserl. Majest. over deselve yets te ghebieden hebt’.
p. 122: Godvruchtgh → Godvruchtigh:‘Zijt Godvruchtigh, bid alle avonden en morghen vlijtigh’.
p. 125: vewondert → verwondert: ‘De Rabbi hier over verwondert’.
p. 134. kaanck-sinnigh → kranck-sinnigh: ‘den Coningh bleef altoos kranck-sinnigh’.
p. 135: en → een: ‘Uyt een in-ghebeelde penitentie’.
p. 139: moeht → mocht: ‘nademael hy gheen goede Sitplaets onder hun en mocht hebben’.
p. 161: kostelijek → kostelijck: ‘een Athener te Romen met zijn Soon seer kostelijck ghekleet’.
p. 170: Men doet (sich latende berustende) voordeel → Men doet met gebreck van een ander aen sich verbeterende, voordeel (conform Verbeterde Druck-fauten).
p. 175: helaten → ghelaten: ‘seecker Romeyns Ridder ghestorven, veele schulden had na ghelaten’.
p. 178: gheeghen → gheleghen: ‘Daer is meer aen ’tbehout van den mensch als yet anders gheleghen’.
Tweede deel
In het origineel begint het tweede deel met paginanummer 5. Dat is hier ongewijzigd overgenomen.
p. 11: ck → ick: ‘Heers-kop seyde de Boer, ick kenje niet’.
p. 15: Droncden → Droncken: ‘Speelen, Droncken drincken, en andere Sonden’.
p. 18: verstnadig → verstandig: ‘dat ick voor u verstandig genoech was’.
p. 20: Vaclkenborgh → Valckenborgh: ‘naer Valckenborgh op de Paerde-marct’.
p. 21: met met → met: ‘met sijns Meesters Waeren ter Marct geweest zijnde’.
p. 34: seggenpe → seggende: ‘ging weder tot den Pastoor, seggende, mijn Heer ick heb beter gestudeert’.
p. 35: in in → in: ‘Barsten uyt in dese woorden’.
p. 45: af-srchicken → af-schricken: ʻselfs in hoger Ouderdom af-schricken van Sondigen’.
p. 79: vriendelilck → vriendelijck: ‘haer te Londen seer vriendelijck heeft ontfangen’.
p. 84: Vrancijck → Vranckrijkc: ‘COningh François van Vranckrijck’.
p. 85: ed → en: ‘Welck Discours van Bezases en Ariobarzanes verstaen zijnde’.
p. 94: altooos → altoos: ‘en is altoos so gebleven van den schrick’.
p. 104: behoooren → behooren: ‘De Prinçen behooren driederleye dingen te gedencken’.
p. 114: diergeiijck → diergelijck: ‘Op diergelijck subject plach Pythagoras te seggen’.
p. 166: hadmen men → hadmen: ‘Doen hadmen oorsaeck met de dader te schreyen’.
p. 122: de de → de: ‘en vermagerde de selve’.
p. 128: Dicheer → Dichter, Treuspel → Treurspel: ‘dat hy geen Dichter meer beminde, als den Ouden Agathon, Treurspel-maker’.
p. 155: toeh → toch: ‘dewijl zy toch meer houden van geroofdt goet, als van gestort bloet’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (2, 6) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 1]
Haerlemsche Eerlycke Uren, Bestaende In korte Sin-spreucken, kloecke Antwoorden, en vreemde bejegheninghen: Door-mengt, met sommige Voorvallen: Over ghezet uyt diversche Talen: In 't Hollandts: Tot verkorting van dese lange Avonden. Eerste Deel.
Gedruckt tot Haerlem, By Pieter Casteleyn, Boeck-drucker op de Marct in de Kroon. 1661.