springen wilt, moet ick op houden van geven, want gy sout mijn eer Arm maken als ick u Rijck: Die u wat geeft, werpt toch al zijn Waeter door een open Zeefte. Epicurus plach wel op sulcken geval te seggen: Die luttel niet genoech is, is met veel niet te voldoen. vast-stellende, dat als men had 'tgeen tot levens onderhout noodig was, en met sijn staet sig niet en vernoegde, men toch overdadige Rijckdommen en wel-lust socht, die als zy eens over den Mensch 'tgebiet kregen, Nacht noch Dach niet af en lieten de selve oft ten deele, swaer of licht, met lief of leet, of door giericheyt of verquistinghe, haer in te slocken en als een Hydra te verslinden. Daer om wiert den Koning Anaxilaus gepresen, om dat hy altoos daer op toe-leyde, en dien wegh oock alle Prinçen neffens aenwees: Dat geen Vorst een Staet mochte geluckig Regeeren, die verwonnen door giericheyt van sijn Onderdanen Giften en Gaven nam, om de selve yewers te prefereren.