Vremde gedachten, geven vremt oordeel.
EEn Reyser op sekere Processie zijnde, daer de Luyden met Wij-water wierden besprengt, op dat sy den Hoet afnemen, en neder knielen souden, weygerde sulckx, en kreeg daer over een dapperen oor-bant: Hy evenwel niet gestoort, seyde, wel is dit Wij-water als men segt soo krachtigh, 't kan oock door mijn Hoet wel heen wercken; en ist so krachtigh niet, soo en ist oock niet waerdich den Hoet daer voor te lichten. Een ander quam met een Stroon-hoet te Biechte, en gevraegt of hy 't Vader Ons wel kende? Seyde neen: Den Priester daer op repliceerde, dat sulckx niet goet en was: Den Stroohoets Man seyde, daer om heb ick het niet geleert: Den Priester syn onverstant wel merckende, sloech hem soetelijck op den randt van zijn Hoet, en seyde, leert het, leert het, desen als een op zijn luymen, draeyde sijn Stroon Hoet om, en vraegde den Priester, of hy wel so een Stroon Hoet maken konde? Waer op den Pastoor seyde, dat sulckx daer niet en paste, evenwel antwoorde, neen: Doe sloegh hy den Pastoor op de Muts, en seyde, dat en is niet goet: Maer toch leert het, leert het.