Soo gevraegt, soo geantwoort.
IN Holsteyn quam een Medicijnen Doctor tot een Rector, en gaf hem de hant, voegende die toe, ô! Heer Rector wat hebt gy groote handen, gy sout gants wel om te Dorsschen dienen: Dats ommers waer seyde den Rector, want ick heb alreede den Vlegel by der handt: Een ander op de eerste aen-spraeck gegroet wordende Domine Decane: Antwoorde: Non sum De Cane, sed de matre