Haerlemsche eerlycke uren, bestaende in korte sin-spreucken, kloecke antwoorden, en vreemde bejegheninghen
(1661-1663)–Anoniem Haerlemsche eerlycke uren, bestaende in korte sin-spreucken, kloecke antwoorden, en vreemde bejegheninghen– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |
NIcolaes N. vraegde aen een betweter, hoe men een Koster intituleren soude, vermits hy een Brief wilde schrijven laten, dat sijn Vrou Swanger waer; dese antwoorde hem: Schrijft: Aen den half-eerwaerdigen en etwas geleerden Heer Pater Stevens, Voorkundiger van de Predicatien tot St. Veit: Andere krackeelde te Sittart, als men den Pastoor soude begraeven; de eene partije begeerden hem in, en d' ander buyten de Kercke: Reden, om dat hy syn Ziel voor haer alle, so wel den overledene op 't Kerck-hof als in de Kerck, (na de Roomze maniere) had ingestelt; immers die haer vrienden op 'tKerck-hof hadden, meynden, dat als den Pastoor in de Kerck lagh, sy ten laetsten daege moeyten souden hebben, om na de Sleutels van de Kerck te soecken, en den Pastoor daer uyt als hare borge voort te brengen; so onnosel was de oude Weerelt. Selfs een Quadratus in Sweden ter Kercke komende, en de Luterze hoorende singhen, sach datten Cantor met opgeheven handen de andere voor ging; eyndelijck, als nu een repositie en rust-plaets quam, sweegh yder, en korts daer aen weder beginnende, gingh 't gesangh weder aen: Onsen nieuwen grovant dat siende, tradt naer den Cantor, als die eerst begost, sloech hem op den Kop, en seyde: Den Krijgh is maer even ter neder geleyt, en gy begint weder; Wat sal hier van werden? |
|