De vreesachtige konnen oock wel redelijck zijn.
ALs den Sweedsen Koning Gustavus Adolphus reed stond om den beroemden slagh by Lutzen te doen, reed hy rondsom het Leger, en sach ter zijden in een Kuyl ettelijcke nieu-geworven Soldaten leggen: Dese riep hy toe, seggende: Her op, her op, t' sa aen den Vyant:
Een van dese zijn Maj. kennende, seyde: Heer Koning ick ben de Vyant so vyant, dat ick hem niet sien en mach: Ey seyde den Koning, watte potsen, 't sa kom hervor: Ey Heer Koning seyde de Soldaet, als 't anders niet wesen mag, so brengt my mijn Man die mijn Vyant is, so willen wy ons beyde in goetheyt verdraghen: Welck seggen bedectelijck de onredelijckheyt van den Oorlog berispte.