vocaet aldus: Gy hebt recht, en zegt de waerheydt, want, indien ick een goet hooft hadde, het soude beter onder ons gaen, en ick en soude u dan hier niet ontboden hebben over uwe verkeertheyd: Toch vervolgden hy: Gy en hebt my niet, maer alleen mijn Hooft aen-getast: Gy dan die een geringhen Advocaet zijt, en die den Advocaet van u allen, een voor-bidder van uwe zielen en zaligheyd durft uyt-schelden en beledigen, seght my, wat quaet en hart Hooft dan alsulcken Mensch hebben moet?