Overdaet, hoe quaet, vergaet.
ALs Plato sach dat die van Agrentinen machtige kostelijcke Huysen bouden, ende dat hare Maeltijden niet minder prachtigh waren toe gestelt: Seyde hy: Dese Burgers timmeren als oft zy altoos leven souden, en Eten en drincken als oft zy altoos sterven souden. Men segt van haer, datse niets ter maeltijt, tot reynigen, ofte dagelijckx gebruyck hadden, als van silver ende hare tafelen waren van Marmor-steenen en Ebben-hout.