d' Onsterffelijckheyt geloven zelfs de Heydenen.
SEkere Aegyptise Monick aen-ghedient wordende dat zijn Vader overleden was, gy mist seyde hy, want hy is onsterffelijck. Toen Cyrus Soon was gestorven, seyde hy, mijn Soon en kan niet geseyt zijn levendich gheweest te hebben, vermits hy in een doodelick lichaem stack, Hoe soude hy dan daer van ontbonden zijnde, konnen sterven? Philistio plach te segghen: De Ziele der Wijse Lieden vereenichdt haer met Gode: En dese en verliesen door de doodt niet de ziele, maer het Quade Leven. Cercidas Megalopoli in een periculeuse Sieckte vervallende, en gevraegt, of hy niet liever als dus ellendich te leggen, wilde sterven? antwoorde: Waar om niet? Dewijl men eerst na zijn sterven, gelijck Pythagoras onder de Philosophen, Hecataeum onder d'History-schrijvers, Homerus onder de Dichters, en de Musae door hunne nae gelaten Schriften aller eerst in achtinge zijn gekomen, niette eere van eeuwige geheugenisse by de nakomelinghen. Phocycles had een Spreeck-woort: De Ziele die onsterffelijck is; leeft eeuwighlijck; nochte zy en vergrijst nimmermeer. En Epichmarmus veel soetelijcker, sprack aldus: Indien de Ziele goedt