Als Godt door yemand yets volbracht heeft, 'tgeen hem belieft heeft, dan geeft hy hem heyligavont, en heet hem slapen gaen.
Als de Overheydt gheen Ooren heeft de klachten der Onderdanen te hooren, soo hebben zy oock gheen hooft om de selve te regeeren.
Groote Heeren willen sich van niemant veroordeelen noch berispen laten: En moeten evenwel lijden, datse van hare eygen geweten, en van het ghemeene volck veroordeelt en verdoemt worden.
De Ouden hebben seer wel de Heeren die 'talles na haren sin hebben willen, als een Nar afgebeelt, die de gantse weerelt op zijn Schouders neemt, en weg draecht.
Het gelt van de nieuwe Weerelt, heeft de oude Weerelt tot sotten gemaeckt.
Een ander plach te seggen: De groote Heeren gaen met hare Dienaers om, als de kinders mette Poppen, nu kussen, lecken, sy die, en dragense op den armen, somtijts ontkleeden zy die, en werpense wegh, strackx rapen zy die weder op: Soo dat het Hof vol ongestadicheyt wel somtijdts moije Sonneschijn vertoont, doch de Son schijnt daer altoos in 'twater.