in tegenwoordigheyt van hun beyden: Na sommige dagen komt d'een van hun in den rouw bekleet, seggende zijn macker gestorven te wesen, en hy als onghehouden soo hem dacht zijn geldt langer te laten op renten lopen, begeerde 'tselve weder om: Een wijle daer na komt oock den and'ren Woeckenaer te voorschijn, betoonende dat hy noch leefde en oock zijn geldt begeerden, en alsoo d'arme oude Vrou geen raet tot betalen zach, dreychden hy die voor den rechter te roepen: Zy hoopeloos om hare saeck te verandtwoorden, raedleest met Demosthenes den Spreker, die hare saeck soo wel opdischte, dat eyntelijck den Rechter dusdanigen vonnis tot de gelt-eysscher uyt-sprack: Aen gesien ghy hier alleen gelt soeckt 'twelck volgens de verbant-brief niet dan aen u beyden betaelt moet worden, so ga, en soeck eerst u macker, die neffens u verschijnende dan eerst recht mach eysschen en spreken om 't uyt-gesette goldt.