werden als het formaat het toeliet naar de glazen kast verwezen. Foto's werden op volgorde van binnenkomst tegen en tussen de prullen gestoken naar een ondermijnend democratisch beginsel waardoor je in het bos geen boom meer kon onderscheiden.
Het kan niet anders of mijn grote hekel aan vormeloosheid en onverschillig genoten bezit is toen ontstaan. Sinds ik op eigen poten sta koop of vind ik mijn spullen bewust, niet zelden met stille euforie. Het maakt me uit hoe iets is. Nu ging en gaat er veel stuk in mijn eigen drukke gezin. Daar lijd je onder in aanvaarding. Dankzij drie dochters die de een na de ander mijn kleren begeerden heb ik leren verdragen dat juist lievelingsjurken of -schoenen vier keer zo hard slijten.
Natuurlijk bezit ook ik van alles wat een mens niet per se nodig heeft, en dan bedoel ik niet cd's, boeken, prenten, en ook niet tekeningen, zelfgemaakte poppetjes of aanminnige kattebelletjes van de kinderen, maar zogenaamde kostbaarheden. Zo heb ik een kleine collectie Spaans keramiek uit de achttiende eeuw, witte schalen en kannen, sommige met een bloem erop en allemaal met blauwe strepen langs de rand, soms een paar naast elkaar.
Zie die drie kannen op hun keukenplank: een grote, een middelgrote en een kleine. Tien tot twintig centimeter hoog zijn ze en volmaakt van vorm. De strepen zijn hun enige versiering. Het wit is dat van Vermeer, het blauw dat van blauwe tijgers die niet bestaan.
Ik kan er niet tegen als mijn dingen er voor Piet Snot bij staan. Niet dat ik een beeld als kapstok zal gebruiken, maar gebruiksvoorwerpen zijn gebruiksvoorwerpen, ook als ze antiek zijn. Daarom gebruik ik die kannen als kannen en schenk er water, ranja of sangría uit. Soms staan er bloemen in, ranonkels op grillig kronkelende stelen, margrieten en klaprozen, geurige lathyrus. Wie het barbaars vindt dat zoiets ouds niet mag uitrusten, hoort niet de hulpkreet: gebruik me!
Toegegeven, mijn hebbelijkheid ook antieke voorwerpen een andere dan puur opluisterende functie te geven, leidt soms tot de ondergang van het ding. Het enige oude muntje dat ik ooit bezat, een cadeau van een bijzondere vriend, ben ik kwijt. Ik had het na jaren ledigheid in mijn handtas gestopt om als geluksmunt dienst te doen. Bij het omkeren van die tas, op zoek naar iets dat op dat moment belangrijker was, moet het zijn weggerold. Ik zoek nog steeds, nu naar dat muntje; ik weet niet meer zeker of het wel in die tas zat.
Een van mijn dochters heeft eens met klasgenoten een geschiedenisplank gemaakt. De Romantiek was weergegeven met een poesieplaatje in de vorm van een hart van rozen en vergeet-me-nietjes, de