hij kende de betekenis van het woord tact niet. Tact was voor hem vergulde stront. Desondanks, of juist daardoor, werd hij omringd door mannen die tegen hem opkeken.
Ik leerde een nieuwe dimensie van hem kennen toen hij zich oud en moe begon te voelen. Van mijn moeder hoorde ik dat hij ontevreden was met zijn leven, het bestaan saai vond. Hij zat aan zijn tafel en keek naar buiten, zei ze, en had tegen haar gezegd dat een mens in zijn omstandigheden net zo goed dood kon zijn. Hij zei, wat hij altijd over andere oude mensen had gezegd: dat hij in andermans tijd leefde.
Ik schreef hem een onbehouwen en tactloze brief, net zo onbehouwen en tactloos als hij was.
Ik vertelde hem dat iemand die meer dan tachtig jaar had geleefd en had gekregen wat hij had gekregen geen recht had op dat soort somberheid. De halve wereld, schreef ik hem, leidt het leven van een plant. Jij hebt alles volledig gedaan, nooit genoegen genomen met voorzichtigheid en halve maatregelen. De bedoeling van oud worden is, schreef ik, dat je terug gaat denken aan de dingen die je hebt meegemaakt. Dat is je loon, dat is waar het allemaal om te doen was. Herinner je alle goede dingen, al het mooie. Doodgaan is onontkoombaar, dat weet je, en op jouw leeftijd staat de dood bij wijze van spreken om de hoek te wachten. Het is nu tijd om je te omringen met je herinneringen.
Toen ik die brief schreef wist ik dat het een aanmatigend verhaal was dat ik vertelde, maar ik had het gevoel dat hij mij zou begrijpen.
Een week later vertelde mijn moeder dat ze bij hem was geweest en dat hij verzonken was in oude fotoboeken. Een heel andere man, zei ze, hij praat over vroeger.
Ik dacht: Ik heb hem teruggegeven wat hij mij ooit gaf.
Maar dat was allemaal al weer een hele tijd geleden toen mijn moeder mij op die donderdagavond belde en zei dat het slecht met hem ging. Ik zat achter mijn werktafel en luisterde naar haar stem.
‘Hij ligt in bed,’ zei ze. ‘En je weet wat dat betekent.’
Hij wilde nooit naar bed als hij zich ziek voelde, omdat, in zijn woorden, de meeste mensen in bed sterven.
Mijn moeder zei: ‘Toen ik weg wilde gaan, zei hij: Weet je wat het erge is, al die insecten, ik weet wel dat ze er niet zijn, maar de hele vloer is vol met insecten.’
Ik pakte mijn pen en begon te noteren wat mijn moeder zei en terwijl ik dat deed, dacht ik: Wat ben je aan het doen, je grootvader sterft en jij maakt aantekeningen?
De volgende dag, vroeg in de ochtend, stierf hij. Die maandag