aardige dingen vandien, maar ook de akelige. Was ik niet zo verliefd geweest, ik had er een eind aan gemaakt.
Ik vergeet het lot, het lot waar het u alleen maar om te doen is. Dat speelde wel degelijk nog enige tijd een rol. Het wond ons op dat de letters en cijfers van dat lot ons leken te symboliseren, raar dat we dat na een paar weken pas beseften. Kijkt u naar onze initialen: B(en) M(achteld), kan het toeval zijn? Ik hoef u zeker niet te vertellen dat ik op 7 januari geboren ben en hij van 1955 is. BM.01.55.07. De avond dat we dat ontdekten was het heel gezellig. De drank vloeide rijkelijk, Pouilly Fumé, zoiets onthoud je. Op een goede toekomst voor Ben en Machteld, proostte hij. Het heeft niet zo mogen zijn.
Hij praatte vaak over zichzelf in de derde persoon. ‘Ben heeft bloemen voor je meegebracht.’ ‘Ben houdt van je.’ ‘Dit is een typische Ben-gedachte.’ Ik begon me af te vragen wie die Ben eigenlijk was.
De laatste maand was een hel. Ik begon hem uit te dagen, ik weet best dat het ook aan mij heeft gelegen en daar heb ik spijt van. Mijn moeder zegt dat dat onzin is, het had nooit lang goed kunnen gaan met zo'n man, maar als je echt van iemand houdt, wil dat er niet in. Ik vroeg hoe het zat met zijn vroegere vriendinnen, merkte dat hij zichzelf tegensprak, ging erop door. Af en toe pakte ik hem bij zijn schouders: ‘Wees dapper, alsjeblieft, als je wilt dat wij een kans hebben moet je eerlijk zijn. Grow up!’
Hij bleef tamelijk vriendelijk, onverschillig zou ik nu allicht kunnen zeggen, zelfs als ik over mijn eigen vorige liefdes vertelde en een beetje gemeen zei dat die in sommige opzichten meer voorstelden dan wat ik met hem meemaakte. Ik zei al, ik daagde hem uit, maar hij gaf geen sjoege om het op z'n Amsterdams te zeggen, hij bleef één en al masker. Daarom was het een volslagen verrassing toen hij op een avond dat ik met een driftig gebaar mijn handen op zijn schouders legde, plotseling verstijfde, zijn rug rechtte en met een vinger naar de deur wees. Woedend. Ik moest vertrekken en als ik niet ging riep hij de politie.
Ik ging niet. Ik legde uit dat we hier doorheen moesten, ruzie af en toe was normaal tussen geliefden. Dat is toch zo? We sloten dacht ik vrede, hadden het daarna meestal weer goed, ik was nu erg voorzichtig, we maakten toekomstplannen. Drie dagen later, het was een zondag, hij was de deur even uit, kwam een mij onbekende vriendin vertellen dat mijn vliegticket terug naar Nederland klaarlag. Ze bracht de boodschap namens hem over. Of ik voor twaalven weg wilde wezen, anders kwam alsnog de politie. Mijn moeder heeft me