De Gids. Jaargang 163(2000)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 998] [p. 998] Leo Vroman Ben ik vervelend? I. Verveelde dame of meneer in je vergeelde atmosfeer, verveel ik je? Is de natuur dus ook vervelend op den duur? Ga terug naar school en leer eens wat: in elk wonder keer ik weer, levend van apen tot atomen en quanta tot sequoya bomen kijk ik eerbiedig op je neer, een wazig wisselend onderkomen verwacht je, dame of meneer, en ieders lichaam, eeuwig echt is altijd anders, daarom welke zin van wie is saai of slecht? En heb ik dat niet tussen elke regel anders ongezegd? Alles is tragisch woest en leuk en zelfs het sterven van jouw brein moet zo onvervelend zijn als twee lichamen die neuken onder de wielen van een trein. Het gaat mij dan ook om degene die geen gedicht van mij kan troosten, die wil dat ik zal zijn verdwenen als het licht wordt in het oosten [pagina 999] [p. 999] maar straks is dat een flikkerend licht flakkerend van je oogopslag want gisteren was je laatste dag. Als je zo niet naar mij kijkt om het einde van je aarde als prachtig puntje te aanvaarden, een flonkerend klein onderdeel van ons verblindende geheel, en zo niet naar je zelf kijkt, goed. Dan heb ik niets bereikt. [pagina 1000] [p. 1000] II. Goed. Dan werp ik mij met open bek en kieuwen in het naakte nieuwe Vaderlands, waar de blanke top der verzen en schrijf een kort verhaal van ontrouw: men trapt blootvoets de gebruikte nacht in iets van Onkta en zijn tijdverknochte Bochta want die zaten weer op het kastpapier. Ze hadden het op, en hun geslachtsdrift stond weer op half zuid, maar samen waren ze wel, daar kon geen pis tussenin. Onkta scheurde zich met een oei los, krabde zich en vroeg zich het onjuiste van gisteren af. Bochta, het kwijlzuur door de zeepsla roerend, had er nog wel een luifel aan maar Onkta merkte niks, de pijt stond op waffelen en de wc-deur stond gelukkig open. Men zag het gebezigte afkoelen. Nog zittend schreef Onkta Men verwarmt, zo imiteerde Onkta, Men verwarmt de gehuurde vingers aan het gekras van ijzeren vlammen men breekt een horizon het onbedoelde eigeel werkwoordeloos de onderlippen uit Na afloop regende het, en de flens van driehoog moest weer eens. Dat was doorzakken met de wang erop. Onkta stompte tegen het verguisde plafond, de kalk viel als lachpoeier op het bed, maar het ging gewoon door. Wat gaf het ook: er ging niets dood, er kwam geen poot uit de goot en geen kwak uit de zak, ze waren gewoon together, net als [pagina 1001] [p. 1001] Biep en Bijp. Praktisch. Een week verschoten en nog geen puist. Het oog van de zon was zo dicht als het slijmgat van een rotte potato, en Onkta wist ook van geen dubbele driesprong terug. Alles ging verkeerd, van onderbroek tot okselsok, er was een nieuwe barst in de slaapsteen en geen wonder, de gulpkraan stond al een week op wegzijn. Onderburen hadden een kraakzak in de supermarket geluisd en wondered of er een guestroom in de camper over was. Een maand passed. Nothing. [pagina 1002] [p. 1002] III. Goed. Zolang zulks wordt geschreven, en liefde stukgepulkt uit het leven, en ware liefde daaruit niet herbloeit, zo lang houd ik mij vermoeid. Houd mij dus maar niet op de hoogte van die teeltloze boezemdroogte, die openbare doodse paring zonder ooit een ware openbaring. Liever krimp ik als een spiraalslak uit het licht langs mijzelf en zweet alvast een deksel die nauwkeurig past en trek hem dicht. Ik zal slapen tot de nieuwe regen eindelijk zal tikken tegen mijn slapeloze deur, en die dan openen vanwege de koelte en de dennengeur. Vorige Volgende