collegae’ (een minachtende snuif, Latijns Meervoud), zolang ze maar niet op zijn deur klopten. Hij had een hekel aan gelegenheidsjovialiteit, die uitbarsting van tijdelijke kameraadschap, veroorzaakt door een teveel aan alcohol (schrik: er zou toch niet gedronken worden tijdens werk?) en comateuze huwelijken.
Hij kreeg een hoestaanval.
De kinderen hadden zich achter hun moeder geschaard, één hield haar rok vast. Ze keken verbaasd als naar een reusachtige, kronkelende glijbaan in het zwembad. Het enige wat er rimpelde was een stuk groen en azuur in het raam.
Het lawaai op de gangen boven en beneden nam toe, een stampij, schaamteloos gewoon. Het getrappel nam af tot er enkel onregelmatige voetstappen hoorbaar waren, alsof iemand op drie voeten liep. Er was geschuifel, aarzeling. En toen gebeurde het.
‘Meisjes,’ zei moeder, ‘ga je gang.’ En zij gingen hun gang. Zij joelden de glijbaan op en gleden via verschillende bochten in het blauw en groen. Papieren waaiden op, de bureaustoel, die pootjebaadde in het nat, rolde naar achteren om plaats te maken voor het drietal dat, de armen opgeheven, met een meesterlijke plons in het blauw viel. Het water barstte en spetterde als gebroken glas, scherven sprongen in blijde dansen op, kristalstralen pluimden op, zwiepten, en sprenkels schitterden in opwaartse processies. De kinderen lachten de verfriste lach na een koele onderdompeling, dankbaar en opgewonden.
Iemand knokkelde op zijn deur, wachtte, klopte nogmaals, fluisterde zijn naam, wachtte, klopte harder op de deur, riep zijn naam. Toen werd de deur langzaam geopend en de drievoetige schim gluurde naar binnen, achter zijn wandelstok aan.
De wentelduik duurde nog voort, hij gleed door ronde gangen, waar gekleurde lichtlijnen kriskrasten voor zijn ogen, verwarde nerven zwiepten voorbij, fijne ontkluwde garen van licht geselden zijn gang. Dit was muiterij, iemand had de opstandelingen vrijgelaten, maar zijn grootste ontzetting en schreeuw golden vooral de kleine monsters die los waren gelaten in zijn heiligdom. De andere bezoekers kwebbelden en prezen het servies, het meubilair, de thee, de koekjes en lieten zich de uitnodiging hun gang te gaan met trommel en thee geen twee keer herhalen. De gastvrouw was ellendig gastvrij, legde haar geslofte voeten op het tafeltje. Ach, laat die honden toch en laat die katten hun nagels slijpen aan de bank.
De kinderen kwamen om een handdoek vragen om zich af te drogen, maar zij zei dat dat niet hoefde. Ze moesten een koekje nemen en gezellig erbij komen zitten.