Rusland verspreid werden. Officiële publikatie was in Rusland niet mogelijk, dat gebeurde in het Westen, vijf jaar na z'n emigratie in 1973 naar Israël: in 1978 verscheen zijn eerste literaire werk, het eerste deel van de roman Ukrepljonnye goroda (‘Versterkte steden’) in het Russisch-joodse dissidententijdschrift Dvadcat dva (‘Tweeëntwintig’). In 1980 werd de roman in zijn geheel uitgegeven.
Deze roman gaat over het leven van een aantal Russische joden voor en na hun emigratie en hun daarmee samenhangende problemen. De roman bracht een stroom van kritiek op gang, want hierin worden dissidenten voor het eerst niet als helden, maar als gewone mensen met hun tekortkomingen en gebreken afgeschilderd. Het lijkt ook logisch dat niet alle leden van de ondergrondse democratische beweging in de Sovjetunie in staat zijn zich openlijk te verzetten tegen de Sovjetoverheid. Bovendien zijn niet alle dissidenten de dikste vrienden van Sacharov en Sjtsjaranskij geweest (vaak beroemt men zich eenmaal aangekomen in het Westen hierop, terwijl men zich in Rusland muisstil hield en geen ophef maakte). In de werken van Miloslavski blijken de bij ons zo bekende helden van de dissidentenbeweging kruiperige, egocentrische, dranklustige mensen met een lage moraal te zijn, die niet altijd trouw kunnen blijven aan hun ideaal en kameraden.
Zo beschrijft Miloslavski in ‘Versterkte steden’ een scène waarin een dissident totaal tegen z'n bedoeling in zich laat manipuleren door twee kgb-functionarissen. De dissident beschouwde zichzelf als een uitzonderlijk mens, een miskend genie, die wel weet hoe hij op moet treden als de kgb op bezoek komt. Maar de kgb-agenten blijken zich totaal anders te gedragen dan was voorzien: ze zijn zeer aardig en voorkomend en de dissident laat zich helemaal vermurwen; de kgb krijgt hem zover dat hij z'n eigen dissidentenvrienden voor verraders gaat aanzien. Deze ondervraging wordt zeer realistisch geschilderd en hoewel de kgb-ers met enige ironie beschreven worden, komt het toch aannemelijk over dat de dissident door de knieën gaat.
Naast de aantasting van het dissidentenaureool heeft ook de realistische en grove manier van schrijven van Miloslavski kritiek opgeroepen. Sommige critici beschouwden Miloslavski's naturalistische schilderingen van de werkelijkheid als pure pornografie. Dit is nogal overtrokken. Het taalgebruik van de personages is weliswaar doorspekt met krachttermen en vulgaire woorden en de auteur gaat beschrijvingen van seks niet uit de weg, maar dit alles voert toch niet de boventoon. De kracht van Miloslavski is dat hij walgelijke situaties en weerzinwekkende personages op een zeer afstandelijke manier weet te beschrijven, zodat de lezer niet wordt afgeschrikt, maar op een specifieke manier geboeid.
Een voorbeeld hiervan is de gewraakte scène in de roman waarin een meisje min of meer verkracht wordt door een invalide. De beschrijving ervan is niet grof of weerzinwekkend, niet bedoeld om te schokken, maar tegen de verwachting in surrealistisch. Er spreekt een gevoel van vervreemding, onwezenlijkheid uit.
De roman is opgebouwd uit een groot aantal scènes, aaneengeschakeld als in een mozaïek, die zich nu eens in de Sovjetunie, dan weer in Israël afspelen. Dit maakt dat het boek, in combinatie met het grote aantal personages, als geheel een nogal chaotische indruk maakt. Anderzijds kan men denken dat dit juist het wereldbeeld van de auteur - een chaos - weergeeft. Bovendien is het leven van een dissident, met de onzekerheid over zijn aanvraag voor een uitreisvisum en een elk moment te verwachten bezoek van de kgb, chaotisch. Zo ook het leven van een pas in het Westen aangekomen emigrant die te kampen krijgt met een groot aantal aanpassingsproblemen.
Dat Miloslavski juist in Israël zo populair is, komt niet alleen doordat zijn werk daar gepubliceerd wordt, maar vooral ook doordat hij zich de joods-Israëlische cultuur zo goed heeft eigen gemaakt. Miloslavski weet Hebreeuwse woorden en begrippen met al hun associaties