De Gids. Jaargang 149
(1986)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermdPaul van Heck
| |
[pagina 621]
| |
antiquariaten puilen uit van uit openbare bibliotheken afkomstige boeken die voorzien zijn van een stempel ‘afgevoerd’ of ‘afgeschreven’. Nu mag men van leesbibliotheken niet verwachten dat zij materiaal dat uiteindelijk maar voor een zeer klein publiek (vaak niet het hunne) interessant is, tot in lengte van dagen bewaren: zij staan vooral ten dienste van de culturele informatie en het onderwijs, niet van de wetenschap in eigenlijke zin. Maar het gevolg van de geschetste gang van zaken is wel dat het nu al niet eenvoudig is om bepaalde (ook belangrijke) vertalingen uit de jaren zestig te achterhalen, zeker niet als van die vertaling inmiddels een gereviseerde, normaal verkrijgbare editie bestaat. Ook in de archieven van uitgeverijen bestaan op dit punt merkwaardigerwijs duidelijke leemten: men zou verwachten dat elke uitgeverij van elke publikatie en elke gewijzigde herdruk ten minste één exemplaar bewaarde, maar dit blijkt niet zo te zijn, of te zijn geweest. Helemaal moeilijk wordt het in het geval van opgeheven uitgeverijen, ook als die opgegaan zijn in andere; in het laatste geval blijkt het publikatie-archief van de oorspronkelijke uitgeverij bijna nooit overgegaan te zijn naar de nieuwe. Gaat men een stukje verder terug in de tijd, bijvoorbeeld naar de jaren dertig, dan wordt de situatie al gauw vrij hopeloos: dan blijkt een in de Brinkman en in andere bibliografieën geregistreerde titel in de centrale catalogus van de kb geregeld überhaupt niet voor te komen.Ga naar eind1. Komt een titel wel voor, dan loopt het spoor niet zelden dood bij de reeds lang opgeheven bibliotheek van het Bisschoppelijk Seminarium te V. of van de Katholieke Mijnwerkersbond te S. Sinds een paar jaar bestaat er wel een vrijwillig wettelijk depot voor in Nederland gepubliceerde werken; bovendien stelt, naar mij van bevoegde zijde is meegedeeld, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde zich sinds kort tot taak belangrijke literaire vertalingen aan te kopen. Het laat zich dus aanzien dat de situatie in de toekomst aanmerkelijk zal verbeteren. Toch zou het aanbeveling verdienen als ook op dit gebied tussen de Nederlandse bibliotheken precieze afspraken gemaakt werden; en met het oog op de vele leemten die door het onsystematische beleid in het verleden zijn ontstaan, zou het goed zijn als alle leesbibliotheken lijsten van bij hen overbodig geworden boeken toestuurden aan de centrale catalogus van de kb. Op die manier zouden althans sommige lacunes kunnen worden opgevuld c.q. voorkomen.
Maar terug naar ons onderwerp: de revisie van vertalingen. In het navolgende gaat het erom, de revisie te karakteriseren in enkele van haar doelstellingen en resultaten, en daaruit een paar conclusies te trekken. Gaat het bij een revisie alleen om modernisering en correctie, of vallen daarbij ook andere tendensen te onderkennen? Ik heb deze vraag in eerste instantie proberen te beantwoorden aan de hand van de vertaling van Italo Svevo's Bekentenissen van Zeno (eerste Italiaanse editie 1923). De Nederlandse vertaling van dit werk verscheen in de jaren zestig, en is sindsdien meer dan eens herzien.Ga naar eind2. Bij de gereviseerde versie van de Bekentenissen is ongetwijfeld sprake van modernisering, van toenadering tot de omgangstaal en het volgen van tendensen daarin. Ik geef enkele voorbeelden: 1. Beklemtoonde voornaamwoorden als ‘mij’, ‘zij’ en ‘wij’, die in de eerste vertaling de norm uitmaken, zijn later in de regel vervangen door hun gereduceerde, in de omgangstaal veel gebruikelijker variant: ‘mij dunkt’ wordt dus ‘me dunkt’, en ‘zij dacht’ wordt ‘ze dacht’. Deze tendens kent echter een aantal uitzonderingen: deze betreffen niet alleen de vanzelfsprekende gevallen waarin sprake is van een oppositie met een ander voornaamwoord of zelfstandig naamwoord en/of een beklemtoning, of andere gevallen waarin de Nederlandse grammatica de beklemtoonde vorm dwingend voorschrijft (bijvoorbeeld ‘wij medici’), maar ook minder makkelijk te omschrijven gevallen. 2. Het vrouwelijke objectspronomen van de | |
[pagina 622]
| |
derde persoon meervoud, dat in de eerste druk nog vaak ‘haar’ was, maakt bijna altijd plaats voor ‘ze’: ‘Ik bekeek haar onbeschaamd’ > ‘ze’, en zo ook ‘de vrouwen trokken mij niet in haar geheel aan’ > ‘hun’. Datzelfde geldt voor het voornaamwoord ‘hen’: ‘maar dat bepaalde dingen hen niet konden schelen’ > ‘ze’. 3. ‘Deze’ als zelfstandig gebruikt voornaamwoord wordt consequent geëlimineerd: ‘de kalender is vol data en met een beetje fantasie kunnen deze’ > ‘ze’. 4. Behalve de genoemde voornaamwoorden en een voornaamwoord als ‘enige’ (‘enige dagen’ > ‘een paar dagen’) betreft de modernisering uiteraard ook andere grammaticale klassen: voorzetsels (‘sedert enige tijd’ > ‘sinds enige tijd’ [en zo ook het voegwoord ‘sedertdien’ > ‘sindsdien’]), zelfstandige naamwoorden (‘verwanten’ > ‘familieleden’; ‘keuze’ > ‘keus’), werkwoorden (‘ontwassen’ > ‘ontgroeid’; ‘opzenden’ > ‘opsturen’; ‘geleiden’ > ‘brengen’; ‘geleek’ > ‘leek’; ‘behoefde’ > ‘hoefde’), bijwoorden (‘reeds’ > ‘al’; ‘stellig’ > ‘ongetwijfeld’ [maar ‘stellig’ blijft ook vaak gehandhaafd]), voegwoorden (‘doch’ > ‘maar’), idiomatische uitdrukkingen en uitroepen (‘Nu je eenmaal in het schuitje zit’ > ‘Nu je hiertoe besloten hebt’; ‘Wel alle duivels!’ > ‘Wat is dat voor onzin?’; ‘Lieve help!’ [in een ‘monologue intérieur’ van Zeno] > ‘Grote goden!’). De modernisering betreft soms ook de spelling: ‘o neen!’ > ‘o nee!’ (spellingaanpassingen als ‘peleton’ [volgens van Dale ‘geen erkende spelling’] > ‘peloton’ en ‘stiekum’ > ‘stiekem’ zijn niet als moderniseringen aan te merken). In een aantal gevallen lijkt een revisie zich eerder in omgekeerde, archaïserende richting af te spelen; maar soms is daar een reden voor. Zo spreekt Zeno eerst van ‘mijn relatie met Guido’ (zijn zwager), en in de herziene tekst van ‘mijn relatie tot Guido’. De tweede vertaling doet zeker iets gedateerder aan dan de eerste; maar de wijziging wordt waarschijnlijk verklaard door het feit dat een relatie met iemand recentelijk vooral ‘een liefdesrelatie’ is gaan betekenen, waarvan in dit geval uiteraard geen sprake is. In een ander geval stelt de directeur van de kliniek Zeno aan een verpleegster voor als de man ‘waarmee je zo nodig op de vuist zult moeten’. ‘Zo nodig’ wordt vervangen door het iets plechtigere ‘indien nodig’; misschien om geen reminiscenties te wekken aan het frequente gebruik van ‘zo nodig’ in zinnen als ‘moest je weer zo nodig?’. Behalve gemoderniseerd, wordt de vertaling ook vaak gecorrigeerd. Op verbeteringen van inhoudelijke, idiomatische en stilistische aard zal ik hier niet ingaan. Nu is daar ook weinig aanleiding toe: al in haar eerste versie was de vertaling van dit beslist niet gemakkelijke boek zonder meer verdienstelijk te noemen, een predikaat dat lang niet alle vertalingen uit die tijd verdienen;Ga naar eind3. en voor een duidelijke bespreking van enkele interessante correcties van bovengenoemde aard zou ik uitvoerig moeten citeren en bovendien een meer dan oppervlakkige kennis van het Italiaans moeten veronderstellen: voor het eerste ontbreekt de ruimte, en het tweede lijkt hier niet raadzaam. Ik zal mij daarom beperken tot een paar bijzondere gevallen van grammaticale correctie, die significant zijn voor de tekstontwikkeling. Naast het verlangen om te vertalen in vlot, eigentijds, aansprekend Nederlands leeft ook het verlangen om te vertalen in correct Nederlands; en dat streven naar correctheid kan ook leiden tot het in tweede instantie respecteren van regels die gevoelsmatig niet meer als bindend worden ervaren. Zo steunen de wijzigingen ‘Iedere vierkante meter’ > ‘Elke’; ‘iedere mislukking’ > ‘elke’ en ‘ieder woord en iedere gedachte van mij’ > ‘elk woord en elke’ op de nog door weinigen gevoelde regel die wil dat ‘ieder’ gebruikt wordt voor personen, en ‘elk’ voor dingen. In gevallen als ‘Iedere vierkante meter zal door een mens bezet worden’ > ‘worden bezet’ en ‘die een vooraanstaand koopman in onze stad is’ > ‘is in onze stad’, waar een infinitivus of een persoonsvorm weg wordt gehaald van de laatste plaats van de zin, lijkt de oorspronkelijke volgorde wat meer het monde- | |
[pagina 623]
| |
linge taalgebruik te weerspiegelen dan de gereviseerde. En wat te denken van ‘een beroemde arts’ > ‘een beroemd arts’? Ook dat lijkt een kleine concessie aan de schrijftaal. Zo ook het geval ‘zij verklaarde mij niets te weten wat voor mij’ > ‘dat’, omdat de regel nu eenmaal wil dat het betrekkelijk voornaamwoord in dit soort gevallen ‘dat’ is, en niet ‘wat’; maar ik zou niet graag elke algemeen beschaafd Nederlands sprekende Nederlander die consequent tegen deze regel zondigt een stuiver schuldig zijn. Tot deze categorie van wijzigingen behoort waarschijnlijk ook de aanpassing van de meervoudsuitgang in gevallen als ‘ziektes’ > ‘ziekten’; ‘periodes’ > ‘perioden’; de vormen op -s lijken vaker voor te komen in de gesproken taal dan die op -n. Uiteraard zou het om meerdere redenen absurd zijn de vertaalster op grond van dit alles van incoherentie te beschuldigen. Het gaat hier steeds om sectoren van het Nederlands die volop in beweging zijn, met stromen en tegenstromen, om processen die zich heel geleidelijk voltrekken, en in een aantal gevallen om veranderingen die door de normatieve grammatica nog niet zonder reserves bejegend worden. Bovendien kan onmogelijk beweerd worden dat de vertaling precies de omgangstaal zou moeten weerspiegelen: zoals het taalgebruik in een oorspronkelijke literaire tekst vrijwel altijd stilistisch en chronologisch ‘gelaagd’ is, is dat uiteraard ook bij een vertaling het geval. Het doel van de vertaler blijft veeleer dat nauwelijks goed te definiëren taalgebruik dat als vlot en eigentijds wordt ervaren maar zich toch één niveau boven de omgangstaal verheft. Het enige wat (nee: dat!) ik met het bovenstaande heb proberen aan te tonen is, dat er in de revisie zowel duidelijke tendensen in de richting van het alledaagse taalgebruik zijn aan te wijzen, als een (zwakkere, en soms nauwelijks waarneembare) onderstroom in tegengestelde richting. Daarbij is dan sprake van een corrigerende tendens die enigszins van de omgangstaal afvoert, of een ‘reglementair’ onderscheid herstelt dat in de praktijk nauwelijks meer wordt gevoeld of gemaakt. Kortom: elke (nee: iedere!) vertaler die zijn werk herziet vormt onbewust zijn eigen Appendix Probi;Ga naar eind4. en de herziening krijgt zo ook op enkele punten ten opzichte van de algemeen gebezigde omgangstaal een licht regressief karakter. Naast moderniseringen en verbeteringen zijn er ook wijzigingen die niet onder deze noemers zijn te vangen. Ik doel hierbij allereerst op de talrijke gevallen waarin een zekere ‘stroomlijning’ van de tekst plaatsvindt; de constructie van de zin wordt dan directer. Een paar voorbeelden: ‘een analyse van mijn verslaafdheid aan het roken, en hoe deze zich van jongsaf aan heeft ontwikkeld’ > ‘een analyse van de ontwikkeling van mijn verslaafdheid aan het roken’; ‘Wacht maar tot u zo oud bent als ik, dan flirt u niet meer’ > ‘Als u zo oud bent als ik flirt u niet meer’; ‘bracht hij toch een nieuwe noot in mijn leven, die er nog steeds in doorklinkt’ > ‘bracht hij toch een nieuwe en blijvende noot in mijn leven’; ‘net als de oude hygiënist die door Goldoni wordt beschreven’ > ‘net als de door Goldoni beschreven oude hygiënist’; ‘Zij had zich nauwelijks de tijd gegund mij te bedanken’ > ‘Ze had me nauwelijks bedankt’; ‘die mij geladen scheen te zijn’ > ‘die me geladen scheen’; ‘en droomde ik van nog schonere ledematen, van zoetere stemmen en edeler figuurtjes’ > ‘... van ledematen, van stemmen en van figuurtjes die nog volmaakter waren’. In al deze gevallen ging het ook in de eerste versie om goede zinnen; en toch werden ze gewijzigd. Van stroomlijning lijkt ook sprake te zijn in de talloze gevallen waarin aanvankelijk ingevoerde komma's worden geschrapt. Een enkel voorbeeld: ‘de dokter, die, naar hij zegt, mijn manuscript met zoveel aandacht heeft gelezen’ > ‘de dokter, die naar hij zegt mijn manuscript...’; ‘om een verleden, dat geen pijn meer doet, zijn gewicht te hergeven’ > ‘om een verleden dat geen pijn meer doet zijn...’. Svevo zelf maakt naar Italiaanse maatstaven (in het Italiaans wordt de komma meestal wat vaker gebruikt dan in het Nederlands) overigens niet al te overvloedig | |
[pagina 624]
| |
gebruik van dit leesteken. Om misverstanden te vermijden: met een beter inzicht in de waarden van de oorspronkelijke tekst lijkt de revisie (afgezien uiteraard van verbeteringen in engere zin) weinig van doen te hebben: ik heb tenminste geen voorbeelden kunnen vinden van een toebuiging naar de omgangstaal op grond van in tweede instantie ontdekte stijlkenmerken. Uitgaande van een voortgaande ontwikkeling van het Nederlands in de beschreven zin, en van een ongewijzigde visie van de vertaalster daarop, is het mogelijk althans wat de modernisering van de tekst betreft heel voorzichtig vooruit te blikken, en een aantal elementen aan te wijzen die tot nog toe de dans zijn ontsprongen, maar in de nabije of verre toekomst hun bestaansrecht zullen moeten bewijzen ten opzichte van hun modernere synoniemen. Ik denk aan bijwoorden en voegwoordelijke bijwoorden als ‘thans’ (> ‘nu’), ‘echter’ (> ‘maar’), en ‘immers’ (> ‘want’), aan voegwoorden als ‘daar’ (> ‘omdat’) en ‘wanneer’ (> ‘als’), aan voorzetsels als ‘tot’ in ‘terugkeren tot’ (> ‘... naar’), aan werkwoordsvormen als ‘gelukte’ (> ‘lukte’), aan woorden als ‘geheel’ bijvoeglijk gebruikt in ‘de gehele dag’ (> ‘de hele dag’) of bijwoordelijk gebruikt in ‘kwam ik geheel tot mezelf’ (> ‘... helemaal...’), aan gevallen als ‘ganse einder’ (> ‘hele horizon’), ‘zekere moeilijkheden’ (> ‘bepaalde...’), et cetera. Natuurlijk is het de vraag, in hoeverre de tendensen onderkend in de tekstontwikkeling van de Bekentenissen parallel lopen aan de tekstontwikkeling in andere vertalingen. Om hiervan althans een voorzichtige indruk te krijgen, heb ik de hier gesignaleerde tendensen getoetst aan de tekstontwikkeling van twee andere herziene vertalingen: de eerste betreft een aantal verhalen van Luigi Pirandello, mede bezorgd door de vertaalster van de Bekentenissen, de tweede een novellenbundel van Natalia Ginzburg (hierna aan te duiden met resp. p en g; de Bekentenissen zullen aangeduid worden met s).Ga naar eind5. In beide vertalingen (maar vooral in g) valt een groot aantal moderniseringen te registreren, die niet afwijken van de al in s gevondene: ‘gelukte’ > ‘lukte’ (maar soms ook het omgedraaide), ‘trachtte’ > ‘probeerde’, ‘behangsel’ > ‘behang’, ‘blaren’ > ‘bladeren’, ‘klasselokaal’ > ‘klaslokaal’, ‘een vreselijke lust me bekroop’ > ‘[ik] ontzettend veel zin kreeg’, ‘en dan vaarwel wereld’ (gezegd door een zelfmoordenaar in spe) > ‘en dan de groeten’, et cetera. In g worden beslist niet als ouderwets te karakteriseren elementen vaak vervangen door een wat gemeenzamer aandoende en vaak kortere variant: ‘Francesca was nog niet teruggekeerd’ > ‘... was nog niet terug’; ‘ik durfde hem niet op te bellen’ > ‘ik durfde hem niet te bellen’, ‘deze zomer’ > ‘van de zomer’, ‘'s morgens moest ik vroeg opstaan’ > ‘... vroeg op’, et cetera. In beide teksten is, net als in s, sprake van een zekere modernisering van de voornaamwoorden, vooral ‘hen’ > ‘ze’; in g wordt bovendien regelmatig het gebruik van ‘ander’ aangepast: ‘een ander’ > ‘iemand anders’, ‘anderen’ > ‘andere mensen’; in p wordt ‘iets’ vervangen door ‘wat’ in zinnen als ‘Zei je iets?’. Zowel in p als in g worden frequent gebruikte bijwoorden voortdurend vervangen door een equivalent: ‘stellig’ > ‘vast’, ‘steeds’ > ‘altijd’, ‘dikwijls’ > ‘vaak’, ‘daarop’ > ‘toen’, ‘daarentegen’ > ‘maar’, ‘immers’ > ‘toch’, ‘meestal’ > ‘gewoonlijk’, ‘allengs’ > ‘geleidelijk’, ‘langzamerhand’ > ‘allengs’. De frequentie waarmee dit soort vervangingen in de drie onderzochte vertalingen plaatsvindt doet vermoeden dat zij door een vertaler intuïtief belangrijk worden geacht voor het aanzien van de vertaling. Voorzetsels als ‘gedurende’ en ‘sinds’ worden soms weggelaten als zij gevolgd worden door uitdrukkingen als ‘drie weken’, ‘lange tijd’, et cetera, en hun aanwezigheid dus niet echt noodzakelijk is. In p en g is ook regelmatig sprake van een zekere ‘stroomlijning’ van de tekst, die vaak te | |
[pagina 625]
| |
maken heeft met het loslaten van de letter van de oorspronkelijke tekst: ‘tekende zich tegen de hemel, als een zwarte massa tegen het schemerige licht van de sterren, een lange bergketen af’ > ‘tekende zich, zwart tegen het bleke licht van de sterren, een lange bergketen af’; ‘dat ze haar dagen doorbracht met Sanskriet studeren’ > ‘studeerde ze de hele dag Sanskriet’. Verder zijn hier net als in s gevallen waarneembaar, waarin in tweede instantie een regel wordt gerespecteerd die in de praktijk nauwelijks meer als geldend wordt gevoeld: ook in g vindt men gevallen als ‘het enige wat’ > ‘het enige dat’. In beide vertalingen tenslotte is een duidelijke (in s niet te onderkennen) tendens waarneembaar om op het Latijn teruggaande en vaak aan het Frans ontleende woorden te vervangen door hun Germaanse variant: in g ‘zich interesseren’ > ‘belangstelling opbrengen’; ‘de leerlingen... interesseerden me zeer’ > ‘Ik stelde veel belang in...’; ‘geabsorbeerd door’ > ‘opgaand in’; ‘amuseerde ik me’ > ‘vermaakte ik me’; in p ‘geabsorbeerd’ > ‘bevangen’; ‘het had hem altijd zo geamuseerd’ > ‘hij had er altijd zo'n plezier in gehad’; ‘amusante uitstapje’ > ‘opwekkende uitstapje’; ‘repliceerde zij’ > ‘gaf zij terug’; ‘nerveus’ > ‘zenuwachtig’; ‘perplex’ > ‘verbluft’. Uit de voorbeelden blijkt dat, hoewel bij alle vertalingen ongetwijfeld gesproken kan worden van een behoorlijke modernisering, deze niet plaatsvindt zonder tegenstromen, zonder vervanging van sommige eigentijdse door minder eigentijdse elementen. Gemoderniseerd wordt de vertaling als geheel, maar niet altijd op alle onderdelen; en de spanning die in iedere tekst bestaat tussen alledaagse en minder alledaagse, literaire en minder literaire woorden en uitdrukkingen doet zich ook voelen bij de in tweede instantie ingevoerde elementen. Begrippen als ‘modernisering’ en ‘correctie’ zijn bovendien ontoereikend en te onzuiver om een revisie in zijn geheel te karakteriseren; om werkelijk functioneel te zijn, zouden zij nader gespecificeerd en uitgesplitst moeten worden. Met toewijding gemaakte en vervolgens geperfectioneerde vertalingen als die van de Bekentenissen vormen voortreffelijk studiemateriaal voor het taal- en vertaalonderwijs. Voor een contrastieve analyse zijn zij van onschatbare waarde: zij kunnen gezien worden als een ongeordende catalogus van allerlei problemen die iemand die vanuit het Italiaans (en meer in het algemeen vanuit een Romaanse taal) naar het Nederlands vertaalt, tegenkomt, en bieden niet zelden voor die problemen voortreffelijke oplossingen. Met behulp van de vertaling van de Bekentenissen zou bijvoorbeeld uitstekend een analyse te maken zijn van Italiaanse en Nederlandse werkwoordsvormen en werkwoordconstructies in hun onderlinge verhouding. Anderzijds is dit soort vertalingen ook heel belangrijk voor de neerlandistiek: wie met dergelijk materiaal weet om te gaan, en de verschillende motiveringen achter een tekstrevisie van elkaar weet te scheiden, kan op grond van een beperkt aantal gereviseerde vertalingen ontwikkelingen van het Nederlands in een bepaalde periode in kaart brengen. De schrijvers van een toekomstige Geschiedenis van de Nederlandse taal dienen dit materiaal dan ook zeer goed te bestuderen. |
|