De Gids. Jaargang 149
(1986)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| ||||||||||||||||||
[pagina 513]
| ||||||||||||||||||
Agnes M. Zwaneveld
| ||||||||||||||||||
Wisselende waardering, in Engeland en op het ContinentToch heeft het er enige tijd naar uitgezien dat het succes van Tristram Shandy niet blijvend zou zijn. Toen eind 1760 de delen iii en iv het licht zagen was de ontvangst aanmerkelijk koeler dan bij de eerste twee deeltjes. De verrassing was van het werk af, en ergernis overheerste dat zo'n gewaagd boek, waarin met alles wat heilig was gespot werd, het werk van een geestelijke was. Met The Sermons of Mr. Yorick, eveneens uitgebracht in 1760, herstelde Sterne zijn pastorale reputatie weer enigszins. In elk geval was hij gedurende enkele jaren een druk besproken figuur en graag geziene gast in Londen, en toen hij in 1762 om gezondheidsredenen naar Frankrijk ging, bleek zijn reputatie ook in Parijs gevestigd. Toch wisten maar weinigen daar zijn werk echt te waarderen, onder wie dan wel Denis Diderot, wiens Jacques le Fataliste door Sterne geïnspireerd is. Een Franse vertaling van Tristram Shandy bleef echter uit tot 1776; het onconventionele karakter van het werk botste te zeer met de Franse literaire smaak. A Sentimental Journey through France and Italy, uit 1768, dat goed paste in de gevoeligheidscultus van de achttiende eeuw, werd wel geestdriftig ontvangen en binnen het jaar in het Frans ver- | ||||||||||||||||||
[pagina 514]
| ||||||||||||||||||
taald. In dit boekje worden de verfijnde gewaarwordingen en emoties die de zachtmoedige Yorick tijdens een reis door Frankrijk ondervindt met subtiele humor verhaald. In de Franse versie is Italië uit de titel geschrapt en de reis in geografisch opzicht aangepast aan het beperktere reisdoel. In Duitsland werd Sternes werk zeer snel populair, en het heeft terstond een diepgaande invloed gehad op de ontwikkeling van de Duitse romankunst. Van Tristram Shandy kwam al in 1763 een Duitse vertaling uit, van de hand van Joh. Fr. Zückert. A Sentimental Journey werd nog sneller vertaald; in hetzelfde jaar als het origineel, 1768, zag ook de Duitse versie het licht. De auteur hiervan, Joh. Chr. Bode, publiceerde in 1774 ook een nieuwe vertaling van Tristram Shandy, die het werk van Zückert verdrong en de Sterne-receptie in Duitsland verder bepaald heeft. In Nederland drong de kennis van Sternes werk maar langzaam door. Het werd slechts sporadisch vermeld in Nederlandse tijdschriften. Wel las men hier te lande ook de Franse tijdschriften, waarin nieuw uitgekomen delen van Tristram Shandy altijd snel werden besproken. Maar de verbijsterde reacties van de Franse critici verlokten de Nederlanders er niet toe het werk zelf te gaan lezen. De enige Nederlander die in de jaren zestig al op grond van eigen lectuur over Tristram Shandy oordeelde, de Utrechtse geleerde Rijklof Michael van Goens, deelde de verbazing van de Franse critici; pas geleidelijk aan ging hij het werk van Sterne echt waarderen, maar toen wist hij het ook meesterlijk te imiteren in zijn politieke tijdschrift De Ouderwetsche Nederlandsche Patriot (1781-'83). Na 1780 wordt Sterne in Nederlandse tijdschriften ook wat vaker genoemd. In Mengelwerken verschijnen gevoelige stukjes in de geest van A Sentimental Journey, onder anderen van W. Ockerse en W.E. de Perponcher. Boudewijn Donker Curtius publiceert in 1784 een satirische roman Het Legaat van Gillis Blasius Stern, met welke titel hij enkele van zijn voorbeelden benoemt. De luchtige stijl waarmee Sterne zijn ‘spleen’ bestreed, is treffend nagevolgd in vele brieven van de dichter Jacobus Bellamy, die net als zijn inspirator aan de tering te gronde ging. | ||||||||||||||||||
Nederlandse vertalingen van Tristram ShandyRond 1780 waren de geesten in Nederland dus rijp om Sternes weinig stichtelijk, maar zeer onderhoudend werk te waarderen. Vanaf het midden van de jaren zeventig was de eerste Nederlandse vertaling verschenen, tegelijk met vertalingen van door Sterne beïnvloede Duitse romans. De uitgever A.E. Munnikhuizen was trouwens van Duitse afkomst; in een doopbericht uit 1733 wordt de familie nog Münchhausen genoemd. De vertaling van Tristram Shandy verscheen in 1776-1779 in vier delen; in 1778 kwam de vertaling van A Sentimental Journey uit, en in 1779 werden de beide boeken samen uitgegeven in vijf delen onder de titel Het Leven en de Gevoelens van Tristram Shandy. In 1779-'80 verschenen nog twee delen met Leerredenen van den Eerwaerden Heere Yorick, (Laurens Stern), net als het andere werk van Sterne vertaald door Bernardus Brunius. Deze was in 1747 in Klundert geboren als vijfde kind van de gereformeerde dominee aldaar, die het jaar daarop stierf. De weduwe verhuisde in 1749 naar Amsterdam en daar is Bernardus Brunius opgegroeid. Over zijn leven is verder niet veel meer bekend dan dat hij naast het werk van Sterne ook een zestal toneelstukken van Shakespeare uit het Engels vertaald heeft en dat hij een onmatig leven leidde. Wegens financiële problemen veroorzaakt door zijn drankzucht werd hij in augustus 1784 op request van een zuster en haar man ‘geconfineerd’ in het Nieuwe Werkhuis. Daar is hij op 5 juni 1785 gestorven ‘aan Een beroerten’. Het is moeilijk te zeggen hoeveel invloed Brunius' vertaling op de Sterne-receptie in Nederland gehad heeft. Er is slechts een enkele summiere bespreking te vinden in de Vaderlandsche Letteroefeningen; gegevens over verkoop en | ||||||||||||||||||
[pagina 515]
| ||||||||||||||||||
spreiding zijn uiterst schaars. In elk geval is Brunius' vertaling ruim een halve eeuw lang voor Nederlanders de enige mogelijkheid geweest om in hun eigen taal kennis te maken met Sternes werk. In 1837 kwam een nieuwe vertaling van A Sentimental Journey uit, van Jacob Geel, die in de inleiding op zijn werk Brunius' vertaling ‘volstrekt niet te verachten’ oordeelde, maar meende dat het misschien nog beter kon. Pas in 1857 kwam een modernere Nederlandse versie van Tristram Shandy uit. Deze vertaling is vervaardigd door Mark Prager Lindo, een Engelsman van origine, die zeer actief is geweest als vertaler van onder anderen Bulwer Lytton, Dickens en Thackeray, en als auteur van oorspronkelijk Nederlands proza in het humoristische genre, meestal uitgegeven onder het pseudoniem de Oude Heer Smits. Sinds 1982 is de Nederlandse literatuur een nieuwe vertaling van A Sentimental Journey rijk, van de hand van Frans Kellendonk. Ook van Tristram Shandy bestaat een moderne vertaling, die eerlang zal uitkomen bij Atheneum/Polak en Van Gennep. Jan Starink, de auteur hiervan, gaf in Raster ii (1979) al enkele proeven van zijn werk met een toelichting op de gemaakte keuzes. De resultaten waren echter nog maar voorlopig; de fragmenten van hoofdstuk i, afgedrukt op de pagina's 96 en 98 van Raster ii, verschillen zeer van de definitieve versie van dat hoofdstuk, waarvan de uitgever zo vriendelijk geweest is mij een kopie af te staan. In deze nieuwe versie heeft de vertaler nog treffender de spreektaal weten te hanteren, of juist een formeler uitdrukking gevonden waar dat volgens zijn analyse in Raster (p. 96) nodig was. Naar deze laatste, nog onuitgegeven, vertaling van Starink verwijs ik in de rest van dit artikel, tenzij anders vermeld. | ||||||||||||||||||
Wat hebben de vertalers nagestreefd?Om van Tristram Shandy te genieten blijven Nederlandse lezers voor wie Sternes Engels te moeilijk is voorlopig nog aangewezen op de vertalingen van Brunius en Lindo. Gelukkig vormen die daartoe een goed hulpmiddel; ze zijn beide amusant om te lezen en doen naar mijn smaak de geest van Sternes werk aardig recht. Een andere vraag is of zij de tekst van het origineel ook integraal en getrouw weergeven. Dat spreekt bij vertalingen uit de achttiende en negentiende eeuw lang niet vanzelf, en het geldt ook zeker niet voor de Franse en Duitse vertalingen van Tristram Shandy uit deze perioden. In de invloedrijke Duitse vertaling van Bode bijvoorbeeld is de stijl sterk aangepast aan die van de Sturm-und-Drang-beweging; de toon is naar het oordeel van de literair-historicus Michelsen te familjaar, te jolig en te volks. In de vroegste Franse vertalingen is niet alleen de stijl aangepast aan de Franse smaak en conventies - syntaxis en woordkeuze zijn gefatsoeneerd -, maar ook de structuur van het werk: er is een andere indeling in hoofdstukken, het verhaal is meer logisch verantwoord gemaakt, metanarratieve uitspraken zijn weggelaten en toespelingen op de Franse literatuur toegevoegd. In Nederland is Sternes werk voor een dergelijke behandeling gespaard gebleven. Zowel Brunius als Lindo hebben een integrale vertaling geleverd. Wel is de tekst soms iets bekort, uit vertaalnood, of, bij Lindo, als gevolg van de gekozen vertaalstijl. In de vertaling van Lindo is de structuur wel in zoverre aangetast dat er een andere indeling in alinea's is, en een andere indeling in Boeken of Delen. Zijn vertaling telt er zes, tegenover de negen van het origineel. Wilde uitgever Kruseman misschien een uitgave die makkelijk in twee stukken was te delen? De wijziging van het aantal delen vergde wel enige aanpassing in de tekst, omdat de boekovergangen soms gemarkeerd zijn. Het resultaat hiervan is niet altijd geslaagd te noemen. In het eerste hoofdstuk van Volume ii bijvoorbeeld deelt de verteller mee dat hij een nieuw Book begonnen is teneinde de problemen die Uncle Toby ondervindt bij zijn pogingen om het beleg van Namen te beschrijven, | ||||||||||||||||||
[pagina 516]
| ||||||||||||||||||
grondig uit de doeken te doen. Lindo laat in zijn vertaling, in wat bij hem hoofdstuk xxvi van het eerste Deel geworden is, de verteller voor hetzelfde doel slechts een nieuw hoofdstuk beginnen. Nog minder geslaagd is de aanpassing aan het eind van Volume ii. De auteur geeft de lezer daar enige raadsels op met de belofte dat ze het volgend jaar volledig zullen worden opgehelderd. Inderdaad gebeurt dat in Volume iii, waarvan de auteur in feite enige themata heeft meegedeeld. Deze passage heeft een wervend karakter; zij moet de lezers doen uitzien naar een volgend deel. In de vertaling van Lindo staat deze passage midden in Deel ii, in hoofdstuk viii, desondanks vergezeld van het bericht dat de lezer een jaar zal moeten wachten op de oplossing van de opgesomde raadsels. Ondanks de wijzigingen in Lindo's versie van Tristram Shandy neem ik aan dat hij niet minder dan Brunius gestreefd heeft naar een getrouwe weergave van het origineel. Dat zij deze vertaalintentie hebben gehad, kan afgeleid worden uit enkele uitspraken van beiden over het vertalen. Brunius geeft bij zijn vertaling van Sternes werk geen verantwoording of inleiding, maar doet dat enkele jaren later wel als hij de vertaling van Tooneelspelen van Shakespeare overneemt van enkele anoniem gebleven vertalers. In het Voorbericht bij het vierde deel van deze uitgave, verschenen in 1781, geeft hij commentaar op het werk van zijn voorgangers. Zij hebben gewerkt naar de Duitse vertaling van prof. Eschenburg en daarbij het Hoogduits slaafs gevolgd. Brunius heeft uit het Engels vertaald; het resultaat heeft hij getoetst aan het werk van Eschenburg en, zo zegt hij, al verschilden zij soms in woorden, in ‘het hoofdzakelyke’ stemden zij overeen. Ik leid uit Brunius' toelichting af dat hij groot belang hecht aan een juiste interpretatie van het origineel, en dat hij inhoud en stijl daarvan zo getrouw mogelijk wil weergeven, maar onder eerbiediging van het eigen karakter van het Nederlands. Ook Lindo's opvatting van het vertalen heb ik afgeleid uit negatief commentaar op het werk van een voorganger, namelijk op Brunius' Tristram Shandy-vertaling. Lindo meent in zijn Voorrede dat Brunius' werk, ondanks verdiensten, te wensen overlaat ‘ten opzichte van taal en stijl, en het juist opvatten van enkele fijne zetten en toespelingen, die voor ieder anderen dan een Engelschman moeijelijk goed te verstaan waren’. Wij mogen dus verwachten dat Lindo gestreefd heeft naar juist taalgebruik, goede stijl en een treffende weergave van fijne zetten; ook voor hem kwam het aan op een juiste interpretatie van de brontekst. | ||||||||||||||||||
En wat hebben zij bereikt?De vertaalintentie van beide vertalers, voor zover verwoord in bovengenoemde inleidingen, sluit goed aan bij twintigste-eeuwse opvattingen over het vertalen. De vraag is slechts of zij zich in hun vertaalpraktijk ook gehouden hebben aan hun modern aandoende bedoelingen. Om dat te onderzoeken zou men hun vertalingen grondig moeten vergelijken met de brontekst en met elkaar. Om het materiaal overzichtelijk te houden heb ik eerst maar eens hun versies van het eerste hoofdstuk van Boek i aan zo'n vergelijking onderworpen. Dat is weliswaar weinig tekst op een geheel van ruim 600 pagina's, maar dit eerste hoofdstuk zet de toon voor de vier eerste boeken van het werk en het bevat een groot aantal van de verschijnselen die kenmerkend zijn voor stijl en inhoud van Tristram Shandy. Bestudering van het eerste hoofdstuk kan daardoor wel wat aanwijzingen opleveren omtrent de prestaties van beide vertalers. Inhoud en stijl van een literair werk zijn meestal moeilijk te scheiden, en in Tristram Shandy is dat praktisch onmogelijk. Het gaat in dat werk vooral om, en soms ook over, de verwoording van gebeurtenissen en gedachtengangen. Als verslag van Tristrams vergeefse pogingen zijn levensverhaal mee te delen behelst het geen doorlopend verhaal, maar vormt een bont geheel van vertellingen en commenta- | ||||||||||||||||||
[pagina 517]
| ||||||||||||||||||
ren op het vertelde, op de personages en hun gedragingen, en op het vertellen zelf. De verteller/commentator Tristram gebruikt, net als zijn vader Walter Shandy, veelvuldig allerlei retorische figuren, die soms ook weer becommentarieerd worden. Verschillende vormen van pompeus taalgebruik worden geparodieerd en het werk staat in de traditie van het ‘learned wit’, het spel met termen en gedachten uit de middeleeuwse speculatieve wetenschap, begonnen door Sternes grote voorbeeld Rabelais. De verteller treedt voortdurend in gesprek met de fictieve lezer, hetgeen samen met zijn emotionele betrokkenheid bij het vertelde, leidt tot een quasi-spontane, door invallen en associaties gestuurde, praatstijl met soms zeer lange zinnen. De behoefte van de verteller om de omstandigheden die zijn levensloop en karakter bepaald hebben, zo nauwkeurig mogelijk uiteen te zetten leidt tot beeldend woordgebruik en omslachtige aanduidingen. Wanneer men dan nog denkt aan de vele woordspelingen en dubbelzinnigheden in het werk, wordt wel duidelijk dat Tristram Shandy vertalen geen eenvoudige opgave is. Bij mijn vergelijking van de versies van Brunius en Lindo heb ik dankbaar gebruik gemaakt van de vertaling van Jan Starink; in zijn werk beschikte ik over een onafhankelijke twintigste-eeuwse interpretatie van Sternes tekst. Een twintigste-eeuws oordeel over beide oude vertalingen staat eveneens ter beschikking, in de dissertatie uit 1939 van F.L.W.M. Buisman-de Savornin Lohman: Laurence Sterne en de Nederlandse schrijvers van c. 1780-c. 1840 (p. 121). Mw. Buisman vindt dat Lindo's vertaling vlot en plezierig leest, maar dat hij in de details vaak nuchterder, vlakker, kleurlozer is dan Sterne, en soms onnodig een schoolmeesterachtige parafrase geeft waar een vertaling best mogelijk zou zijn. Brunius' vertaling vindt zij weliswaar stijf en houterig, met veel fouten door onvoldoende kennis van het Engels, maar desondanks niet onverdienstelijk, terwijl de vertaler af en toe durf en begrip toont. Dit oordeel van mevrouw Buisman heb ik als leidraad gebruikt bij mijn vergelijking van beide teksten. Ik heb bekeken in hoeverre haar algemene uitspraken kunnen worden ingevuld en bevestigd. Aldus hoopte ik het methodologisch probleem hoe vanuit een twintigste-eeuws standpunt te oordelen over de esthetische kwaliteiten van beide oude vertalingen enigszins te omzeilen. | ||||||||||||||||||
De tekstenOpdat de lezer weet waarover ik het heb in mijn tekstvergelijking, volgt hieronder nu eerst de tekst van het eerste hoofdstuk in de originele versie en in de vertalingen van Brunius, Lindo en Starink. | ||||||||||||||||||
Laurence Sterne (ed. James A. Work, Indianapolis, 1940):
| ||||||||||||||||||
[pagina 518]
| ||||||||||||||||||
9uppermost: - Had they duly weighed and considered all this, and proceeded 10accordingly, - I am verily persuaded I should have made a quite different 11figure in the world, from that, in which the reader is likely to 12see me. - Believe me, good folks, this is not so inconsiderable a thing 13as many of you may think it; - you have all, I dare say, heard of the 14animal spirits, as how they are transfused from father to son, &c. &c. 15- and a great deal to that purpose: - Well, you may take my word, that 16nine parts in ten of a man's sense or his nonsense, his successes and 17miscarriages in this world depend upon their motions and activity, and 18the different tracks and trains you put them into, so that when they are 19once set a - going, whether right or wrong, 'tis not a halfpenny matter, 20- away they go cluttering like hey-go-mad; and by treading the same steps 21over and over again, they presently make a road of it, as plain and as 22smooth as a garden-walk, which, when they are once used to, the Devil 23himself sometimes shall not be able to drive them off it. 24Pray, my Dear, quoth my mother, have you not forgot to wind up the 25clock? - Good G-! cried my father, making an exclamation, but taking care 26to moderate his voice at the same time, - Did ever woman, since the creation 27of the world, interrupt a man with such a silly question? Pray, 28what was your father saying? - Nothing. | ||||||||||||||||||
Brunius, 1776:1Ik wenschte wel dat of myn vader of myne moeder, of veeleer beiden, dewyl 2zy 'er even zeer toe verplicht waren, rypelyk overdacht hadden in wat omstandigheid 3zy waren toen zy my voortbragten; hadden zy behoorlyk overwogen, 4hoe veel 'er van afhing van 't geen zy toen deeden; - dat, niet 5alleen het voortbrengen van een redelyk wezen hier de zaak was, maar dat 6moogelyk de gelukkige vorming en gesteldheid van zyn lichaam - dat misschien 7ook zyn geest en de eigenlyke draai van zyn verstand; - en, voor 8zo verre zy het tegendeel niet konden voorzien, het geluk van zyn geheel 9nageslacht, van de gemoedsgesteldheid en neigingen, die toen by hen de 10de overhand hadden, konden afhangen; - hadden zy dit alles wél overwogen, 11en daar naar te werk gegaan - ik ben verzekerd dat ik eene geheel andere 12figuur in de waereld zou gemaakt hebben dan die in welke de leezer my 13waarschynlyk zien zal. Geloof my, lieve menschen, het is zo eene geringe 14zaak niet, als veelen onder ulieden wel denken zullen; - gylieden hebt 15allen, durf ik zeggen, wel gehoord van de dierlyke geesten, enz. enz. 16- als hoe die van den vader in den zoon overgestort worden, benevens van 17nog veele zaaken die daarby behooren - Wel nu, geloof my op myn woord, 18dat negen tiendedeelen van iemands gezond verstand of zinloosheid, voorspoed 19of tegenspoed, van de beweeging en werkzaamheid van deeze dierlyke 20geesten, en van de verschillende wegen en richtingen, die men dezelven 21doet houden, afhangen, zodat zy, eens aan het gaan geraakt zynde, 't zy 22ten rechte of ten onrechte ('t geen inderdaad geen kleinigheid is) woest | ||||||||||||||||||
[pagina 519]
| ||||||||||||||||||
23en onbesuisd als uitzinnigen voortloopen; en door dien zelfden loop gestadig 24te herhaalen, maaken zy dien welhaast tot een ‘betreden’ weg, zo 25effen en vlak als een gebaand tuinpad, en als het eens zo verre is gekomen, 26is de duivel zelf meesttyds niet in staat om 'er hen weder af te 27dryven. 28Zeg eens, kind lief, zeide myn moeder, hebt gy niet vergeten de klok op 29te winden? - Goede G..! zeide myn vader met een' hevigen uitroep, doch 30ter zelver tyd zorg draagende zyn stem weder te maatigen, - heeft nog 31wel ooit eene vrouw, zedert de schepping, haar' man in zodanige omstandigheden, 32door zulk een zotte vraag gestoord? Ei lieve, wat zeide uw 33vader daar toch? - Niets. | ||||||||||||||||||
Lindo, 1857:
| ||||||||||||||||||
[pagina 520]
| ||||||||||||||||||
30wereld, ooit eene vrouw haren man met zulk eene onnoozele vraag gestoord!’ 31Maar wat vertelde toch uw vader toen uwe moeder hem stoorde? - Niets. | ||||||||||||||||||
Starink, 1986:
| ||||||||||||||||||
Verschil in taalgebruik: conventie of vrije keuze?De teksten van Brunius en Lindo weerspiegelen beide onmiskenbaar Sternes tekst; toch maken zij een heel verschillende indruk. Ten dele wordt dat veroorzaakt door het verschil in taalgebruik tussen achttiende en negentiende eeuw, cf. bijvoorbeeld Brunius' Ei lieve (r 32) met Lindo's Maar (r 31). Op het gebied van de syntaxis ligt het opvallendste verschil in het aantal en de vorm van de bijzinnen. Brunius' tekst telt 20 bijzinnen en die van Lindo maar 15. Van die 15 bijzinnen bij Lindo vertonen er | ||||||||||||||||||
[pagina 521]
| ||||||||||||||||||
maar 11 de zogenaamde tangconstructie,Ga naar voetnoot* waardoor het Nederlands zo sterk verschilt van het Engels en Frans. Brunius heeft minder moeite met deze constructie; naar achttiendeeeuws gebruik hanteert hij haar niet alleen in bijzinnen, maar ook in hoofdzinnen met niet (cf. bijv. Brunius r 13/4 het is zo eene geringe zaak niet met Lindo r 12 de zaak is niet zoo onbelangrijk). Lindo daarentegen lijkt de tangconstructie te willen vermijden. Hij vervangt verschillende malen een bijzin uit het origineel door een grammaticale vorm waaraan geen tangconstructie te pas komt, een hoofdzin in afhankelijke positie bijvoorbeeld of een naamwoordelijke uitdrukking met een voorzetsel. Vooral dat laatste werkt soms vervlakkend; cf bijvoorbeeld r 3: had they duly consider'd how much depended upon what they were then doing met Lindo r 3: Hadden zij behoorlijk bedacht, hoeveel afhing van dit ogenblik. Of r 1/2 as they were in duty both equally bound to it met Lindo r 2 volgens hun pligt. Lindo maakt hier de formulering efficiënter, alsof het in de tekst louter om de referentie, om de mededeling, gaat. Maar het gaat in Tristram Shandy nu juist in grote mate om de verwoording, om de als het ware zorgelijke precisie en het pathos van de verteller Tristram, die het slachtoffer is van de onachtzaamheid van zijn ouders. | ||||||||||||||||||
Retorische effecten in het gedingPrecisie en pathos komen mede tot uitdrukking in retorische figuren, die bovendien het object vormen van Sternes taalspel. Een zeer fréquente figuur in Tristram Shandy is het zogenaamde dubbeltal, verdubbeling van een uitdrukking door coördinatie, zoals in have en goed. Soms is daarbij sprake van louter opsomming, vaak van synonymie of juist van oppositie in de betekenis. De figuur komt op bijna elke pagina van het werk een paar keer voor, soms in ingewikkelde configuratie. De vertalers hebben het dubbeltal over het algemeen niet over het hoofd gezien en ook gestreefd naar behoud van extra versierende elementen als alliteratie, eventueel door compensatie elders in de tekst. Het dubbeltal was ook tot ver in de negentiende eeuw een geliefd stijlmiddel; bij Beets en Potgieter bijvoorbeeld komt het nog veel voor. Een interessant voorbeeld biedt r 16 van Sternes tekst: of a man's sense and his nonsense, his successes and miscarriages in this world; Brunius r 18/9: van iemands gezond verstand of zinloosheid, voorspoed of tegenspoed; Lindo r 16/7: van het verstand, of het onverstand van een mensch, van zijn voorspoed en zijne misslagen in deze wereld. Dat misslagen bij Lindo is curieus; zijn keuze voor dit woord lijkt mij het gevolg van te grote subtiliteit. Lindo heeft miscarriages waarschijnlijk opgevat in de dubbele betekenis van ‘misconduct’ en ‘failure’, en die dubbelzinnigheid trachten te behouden met misslagen. Maar dat woord kent niet de betekenis ‘mislukking’, die hier toch bedoeld moet zijn in oppositie tot ‘success’. Voor misslag vermeldt het wnt onder andere de betekenissen ‘vergrijp’ en ‘dwaling’. In deze laatste betekenis gebruikt Brunius het woord verschillende malen, als vertaling voor error. Lindo is hier mijns inziens het slachtoffer geworden van zijn grondige kennis van het Engels, gecombineerd met geringere zekerheid in het Nederlands. In het voorbeeld van a man's sense and his nonsense treffen we nog een andere retorische figuur aan waar Sterne wel mee speelt, de annominatie: herhaling van een woorddeel, stam of voorvoegsel in een overigens verschillend woord (een voorbeeld: ‘Ambachtslieden, die met beminnelijke, beminnende, en beminde dienstmeisjes aan den arm’, uit Hildebrands opstel ‘Een onaangenaam mensch in de Haar- | ||||||||||||||||||
[pagina 522]
| ||||||||||||||||||
lemmerhout’). Lindo heeft in het hier besproken geval de annominatie behouden met het verstand, of het onverstand; Brunius heeft haar verplaatst naar het tweede dubbeltal: voorspoed of tegenspoed. Beiden hebben zich ingespannen om de retorische vormen getrouw weer te geven. Dat de vlotheid van de tekst onder het streven naar precisie niet hoeft te lijden, blijkt uit Starinks oplossing: van iemands benul of onbenul en van zijn slagen of falen in deze wereld. Een volgend retorisch aspect dat bestudering verdient, is het woordgebruik. Sterne wordt geroemd om de beeldende kracht van zijn taal, die vooral schuilt in de treffende woordkeuze en de beeldspraak. Het is de oude vertalers niet altijd gelukt om die beeldende kracht te evenaren. Zo heeft noch Brunius, noch Lindo raad geweten met de uitdrukking 'tis not a halfpenny matter in r 19. Zij vertalen die respectievelijk met 't geen inderdaad geen kleinigheid is (Br. 22) en - het geene geringe zaak is (L. 21). Starink heeft een oplossing gevonden door een ander beeld in te voeren, los van het Britse geldsysteem: in Raster ii dan is dat geen peuleschil, in zijn definitieve versie dan is dat geen sinecure. Een belangrijk aspect van Sternes stijl is het gebruik van zeer lange zinnen, soms met grillige syntaxis als gevolg van de quasi-spontane gedachte-ontwikkeling. In het eerste hoofdstuk komen twee van zulke lange zinnen voor: r 3-12 en de passage van r 15-23. In de passage van r 3-12 hebben alle drie de vertalers de zinsbouw van het origineel gevolgd; daarin is een klassieke periode met circulaire vorm te herkennen: het slot van de zin sluit aan op het begin. In r 15-23 is de gedachtengang lineair, hetgeen makkelijker lijkt voor de formulering. Maar de zin bevat voor de vertalers enkele bijzondere moeilijkheden. Om te beginnen de combinatie which, when (r 22), waarvoor het Nederlands geen equivalent heeft. Alle drie de vertalers vervangen hier which door en, waarmee zij de zin een meer analytisch karakter geven, haar overzichtelijker maken. Een tweede probleem vormt de syntactische status van het gedeelte 'tis not a halfpenny matter (r 19). Brunius vat deze woorden op als een parenthese, waardoor de zin bij hem een verbrokkeld karakter krijgt, of behoudt. Lindo maakt de claus afhankelijk van so that, waardoor de zin in zijn tekst veel soepeler verloopt en ook een andere balans heeft: de lezer bereikt eerder een rustpunt. Starinks interpretatie stemt overeen met die van Lindo, maar de zinsbouw verschilt, doordat Starink so that onvertaald laat en een nieuwe zin begint; hij deelt de lange periode dus in tweeën. Uit mijn vergelijking van de twee oude vertalingen uit het oogpunt van taalgebruik heb ik de indruk gekregen dat Lindo streeft naar een soepel verlopend, helder proza; hij vereenvoudigt nogal eens de grammaticale constructie, waardoor de formulering tevens beknopter wordt. Brunius volgt getrouwer zijn bron, maar neigt daarbij wel eens naar het omstandige. Zeer duidelijk is die tegengestelde neiging te zien in de vertaling van de parenthese in r 6/7: and, for aught they knew to the contrary. Brunius vertaalt hier: en, voor zo verre zy het tegendeel niet konden voorzien (r 7/8), Lindo: en voor zoo ver zij wisten (r 6/7). | ||||||||||||||||||
Sternes humor in gevaarHet lijkt mij dat de bevindingen tot nu toe een bevestiging inhouden van mevrouw Buismans oordeel dat Lindo's vertaling weliswaar vlot leest, maar ook vlakker, minder kleurrijk is dan de tekst van Sterne. Maar hoe staat het met het schoolmeesterachtige dat zij Lindo toeschrijft? Ook daarvan heb ik in het eerste hoofdstuk een staaltje menen te ontdekken, en wel een dat repercussies heeft voor de humoristische werking van de tekst. Het betreft het element van ‘learned wit’, het spel met antieke geleerdheid, dat in hoofdstuk i tot uiting komt in het gebruik van de woorden animal spirits in r 14. Brunius vertaalt dit met dierlyke geesten (r 15), maar Lindo vervangt de technische term uit de oude spiritusleer over het functioneren van het menselijk lichaam door een algemene, tevens minder kleurrijke uitdrukking: physieke | ||||||||||||||||||
[pagina 523]
| ||||||||||||||||||
krachten (r 13/4). Hierdoor gaat de grap verloren, die niet alleen zit in het gebruik van de oude term op zichzelf, maar ook in de personificatie van de ‘dierlijke geesten’, die er in het vervolg zo heel stoffelijk of dierlijk vandoor gaan, in r 20: away they go cluttering like hey-go-mad. Hierbij past ook het beeld van make a road of it in r 21. Bij Lindo is de beeldspraak geforceerd: krachten zijn nu eenmaal abstract, en niet geschikt om zich een weg te banen. Hierbij kan nog opgemerkt worden dat Sterne in de woorden tracks and trains in r 18, once set a-going r 19, treading the same steps r 20 en de combinatie van road en smooth in r 21 en 22 een toespeling maakt op een passage uit Lockes Essay concerning Human Understanding (deel 11, hoofdstuk 3, § 6), die juist handelt over het soort toevallige gedachtenassociaties waarvan Mrs. Shandy in het begin van het hoofdstuk het slachtoffer is. Nu kan men niet van de vertalers verwachten dat zij, zonder te kunnen beschikken over het uitgebreide apparaat dat de moderne Sterne-interpretator ten dienste staat, de toespeling op Locke zouden hebben ontdekt. Wel mag men verwachten dat zij recht doen aan het spel van het ‘learned wit’. Voor Sternes tijdgenoot Brunius was dat spel makkelijker te herkennen dan voor Lindo, die misschien van die literaire conventie geen weet meer had. Ook waren de termen van de spiritusleer, al was die eind zeventiende eeuw reeds definitief weerlegd, in Brunius' tijd nog niet geheel in onbruik geraakt. Voor de negentiende-eeuwer Lindo was die leer wellicht al te strijdig geworden met moderne wetenschappelijke inzichten. Misschien ook wilde hij als onderwijsmanGa naar voetnoot* zich niet blameren door zulke achterhaalde termen als ‘dierlijke geesten’ te hanteren. Ook kan hij weer gehinderd zijn door zijn kennis van het eigentijdse Engels, waarin animal spirits de betekenis ‘nervous vivacity’ had, die het nog altijd heeft, maar die in de context niet van toepassing is. Ook op andere plaatsen in Tristram Shandy waar animal spirits voorkomt vermijdt Lindo de vertaling dierlijke geesten. Starink, die nog een eeuw verder afstaat van Sternes tijd, sluit bij zijn vertaling van deze woorden een compromis door een meer gangbaar gebleven term uit de spiritusleer te gebruiken, namelijk levensgeesten. Echter de spiritus vitalis is in die theorie de adem, terwijl de spiritus animalis in het zenuwstelsel thuishoort. Dit blijkt ook reeds in het tweede hoofdstuk van Tristram Shandy, waar met de woorden this sad disorder'd state of nerves verwezen wordt naar een onmiddellijk voorafgaand his own animal spirits ruffled beyond description. Tot slot wil ik wijzen op het merkwaardig gedrag van de oude vertalers aan het eind van het hoofdstuk, bij de regels 26-8. Het lijkt of zij hier pas moeite krijgen met het erotisch aspect van het verhaalde. Beiden plaatsen zich hier tussen auteur en lezer, ten nadele van het retorisch effect. Brunius doet dat door aan de vraag van vader Shandy Did ever woman, since the creation of the world, interrupt a man with such a silly question? toe te voegen in zodanige omstandigheden. Lindo voegt een bijzin toe aan de vraag van de fictieve lezer Pray, what was your father saying?, waardoor ook hij het verrassingseffect enigszins bederft, en tevens in strijd handelt met zijn liefde voor beknoptheid en zijn afkeer van Nederlandse bijzinnen. De twintigste-eeuwer Starink buit juist de erotische bijbetekenis van de klok uit met de vertaling heeft (...) een vrouw een man ooit van slag gebracht met een zo zotte vraag? | ||||||||||||||||||
BesluitMijn vergelijking van de twee oudste Nederlandse versies van het eerste hoofdstuk van Tristram Shandy heeft vooral informatie opgeleverd over Lindo. Over Brunius valt op grond van het beperkte materiaal nog niet veel meer te zeggen dan dat hij waarschijnlijk zijn best gedaan heeft om het werk naar beste vermogen | ||||||||||||||||||
[pagina 524]
| ||||||||||||||||||
getrouw te vertalen. Uit Lindo's tekst blijkt al duidelijk een neiging om de tekst in syntactisch opzicht glad en efficiënt te doen verlopen, en deze neiging is ook in de rest van zijn vertaling waar te nemen. Ik meen daarom dat zijn tekst niet alleen in de details, zoals mevrouw Buisman opmerkte, maar ook globaal bezien, ‘nuchterder, vlakker, kleurlozer’ is dan die van Sterne. Misschien speelt hierbij mee dat het Nederlands niet zijn moedertaal was en wordt bevestigd wat Busken Huet in een herdenkingsartikel uit 1877 over Lindo opmerkte: ‘Zijne kennis van onze taal, ofschoon voor een vreemdeling bewonderenswaardig, was niet voldoende om klassieke buitenlanders klassiek te kunnen vertolken. Ook klemde voor zulk soort van werk zijn litterarisch geweten niet genoeg.’ | ||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|