verworven binnen en buiten de grenzen van haar land, behandelt dit thema in haar korte romans La última niebla (1935, De laatste nevel) en La amortajada (1938, De opgebaarde vrouw).
De romans gaan over het droevige lot van de vrouw. In La última niebla mag de hoofdpersoon blij zijn dat haar neef, die jong weduwnaar is geworden, met haar trouwt. Zo niet, dan was zij een oude vrijster geworden die breit voor de armen op het landgoed van haar familie, het lot waartoe haar zusters gedoemd zijn. In La amortajada is Ana María ooit door haar vader aan haar echtgenoot voorgesteld met de woorden: ‘Meisje, geef je aanstaande man een kus.’ Beide vrouwen gaan een liefdeloos huwelijk aan. De ene vlucht in fantasieën waarin al haar dromen over liefde in vervulling gaan. Het trieste is dat zelfs in haar verbeelding de man de centrale plaats inneemt en gezien wordt als degene die de vrouw gelukkig maakt. De ander beseft als ze ligt opgebaard dat het leven van de vrouw altijd om de man draait, terwijl de man erin slaagt zijn passie in andere zaken te leggen - helaas komt dit inzicht te laat om nog iets aan de situatie te kunnen veranderen. Tijdens haar leven benutte ze trouwens de kansen een eind te maken aan haar liefdeloze huwelijk niet. Fernando, die wel van haar houdt, wijst ze af, zoals het een fatsoenlijke vrouw van goede huize betaamt. Ook de echtscheiding die ze waagt aan te vragen zet ze niet door. De advocaat vindt het ongepast en stelt haar man van haar plannen op de hoogte. Als deze haar dan tijdelijk overlaadt met zijn liefde, laat ze zich sussen.
Bombal brengt naar voren dat niet alleen de patriarchale maatschappij, maar ook de vrouw zelf haar geluk in de weg staat. Haar lot is onverbrekelijk verbonden met dat van de man en ze houdt zich aan de regels die gelden binnen haar klasse. Ze bezit niet alleen geen eigen identiteit, los van de man, maar tracht evenmin een bestaan op te bouwen onafhankelijk van hem.
Beide verhalen worden volledig vanuit de vrouw gepresenteerd: er wordt in de eerste persoon enkelvoud geschreven en in lange innerlijke monologen laten de personages hun leven, gedachten en gevoelens de revue passeren. De afstand tussen personage en lezer is klein. Hierdoor zijn de mogelijkheden tot herkenning of identificatie voor de vrouwelijke lezers groot, maar misschien vergt het te veel van het inlevingsvermogen van de mannen.
Toch is het vrijwel onontkoombaar dat er zeer ingetogen wordt geschreven over vrouwzijn, liefde en seks. De vrouwen die schreven behoorden meestal tot die klasse van de maatschappij waar kuisheid, althans voor de vrouw, hoog in het vaandel stond. Wilden ze gelezen worden, dan moesten ze hun tijdgenoten niet choqueren en dus een toevlucht nemen tot lyrische beschrijvingen en sentimentele uitweidingen. María Luisa Bombal gebruikt allerlei natuurbeschrijvingen om de gemoedstoestand en de seksuele verlangens en gevoelens van haar personages onder woorden te brengen.
In de tweede helft van de twintigste eeuw gaat men veel opener over dit soort zaken schrijven. Marta Brunet (Chili, 1897-1967) heeft op dit gebied baanbrekend werk verricht. Ze schreef geen sentimentele damesromans waarin in bedekte termen aan alles wat met liefde, seks en vrouw-zijn te maken had werd gerefereerd, zoals in haar tijd gebruikelijk was. Ze beschreef evenmin stereotiepe rolpatronen tussen man en vrouw. Haar personages hebben een onafhankelijke aard en leiden een eigen leven. Het zijn, met andere woorden, vrouwen die absoluut niet pasten in het beeld dat men in die tijd van vrouwen had. Dit vergde meestal zelfs te veel van de vrouwelijke lezers, ook al omdat haar taalgebruik veel minder bloemrijk is dan men gewend was. Daardoor was het succes dat zij in haar tijd had minder groot dan wij heden ten dage misschien zouden verwachten.
Behalve dat de romans en de verhalen in de loop van de jaren vijftig realistischer en rijker worden in hun beschrijving van de vrouwenpsyche, gaat men zich, naast de sociale positie en de identiteit van de vrouw, ook steeds meer