De Gids. Jaargang 149(1986)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 354] [p. 354] Joris Iven Spiegeling Honderden vissen verdronken hier in het water, maar niemand die dat ziet, of zou denken dat het kon. Er is alleen de ton die drijft aan het oppervlak. Wat er was, vindt hier geen beeld. Dat schuilt in een ander landschap, onder de spiegeling. Wat is weggedreven, wat is staan gebleven in de stroming? In lichtval en weerkaatsing heeft iemand hier zichzelf ontmoet, van het spiegelvlak dat schuift de betovering bevroed. [pagina 355] [p. 355] Roestig rood drijft verder de ton over het water heen. Over drie luiken is dit beeld verdeeld, alleen het perspectief verschilt. Niemand die zichzelf erin verliest. De brug die buiten het blikveld ligt, is hier weerspiegeld; alles stroomt eronderdoor, ongrijpbaar in het water van de tijd gebracht door dit weidse ogenblik: onwerkelijkheid van landelijk leven, ploegscharen, van schijnbaar vruchtbare jaren. [pagina 356] [p. 356] Aan het eind blijft alleen een schijnbeeld, de ton haast uit het kader weggedrongen, geankerd liggend aan onechtheid. Stilstand en breuk zijn hier verbeeld. Beneden, de reling in het water, als franje van het brughoofd daar boven. Wat zich zo natuurlijk voordeed is hier onherkenbaar veranderd: een kleurenvlak waarin iets staat te gebeuren, iets gaat verdwijnen. Alles blijft, bereid de tijd te weerstaan. Alleen, wat boven is lijkt hier onderaan. (Günther Ceelen, reeks zonder titel, 1980) [pagina 357] [p. 357] Hier ligt voor ogen uitgespreid: naaktheid, en lach, kortstondig geluk aan licht gebonden. Het meisje dat in de badkuip zit, sproeidop in de hand, natte haren, de duurzaamheid van waterdruppels die beklijven aan de tere huid, de mond, het hagelwit gebit. Het lichaam is in twee verdeeld, en toch is alles in beeld in samenhang en van een innigheid die hangen blijft in het vergeten domein van herinnering. (Walter Hirsch, ‘Maria’, 1981) [pagina 358] [p. 358] De doden waar hij het over had blijven verstoken in hun graven. Achter oogleden, snelle handgebaren: herinneringen die men vermoeden mag maar hier niet zijn weergegeven. Veeleer het contrast, een ander beeld met pijp en drank op tafel, en aan de wand de tekening die elke ernst vervreemdt: zo verhoudt de zeis zich tot de aren. Zo is ‘geweest’ met ‘is’ verbonden. Wie zal blijven, wat zal overblijven? Vage beelden na de dodenmis. (Günther Ceelen, ‘Abraham Sutzkever’, 1979) Vorige Volgende