| |
| |
| |
Stefan Hertmans
Bezoekingen
I
Van al deze gewichtloze vormen,
schaduwen op de wand van een beproefde grot,
zijn alleen de donkerste werkelijk licht,
ongrijpbare echo van een luidruchtige stilte.
Donkerder vlek in verduistering, zwart gat
waarin deze eetbare, krokante wereld
in verkruimelde ogenblikken opgeslokt wordt,
en zo weer in een volgende beweging zweeft:
er is een hand doende ergens boven de karavanen,
de sneeuwhozen vol geluidloze verbijstering
als aan gesloten ramen de nachtkoelte drukt,
er is een zwevende hand boven gestalten merkbaar,
een vijfvleugelige straatmus met ontelbare letters
| |
| |
| |
II
Toen ik voor hem zat en handen wrong,
toen ik met het gemak waarmee men vuur maakt
in de deuropening stond en zijn drukkende
toen deze vereeuwiging in zout gefixeerd,
in fijne korrel getranscendeerd zo weer verdween
en rook in de kamer achterliet, een vage blauwe zuil
terwijl iemand op straat de wereld schiep
en het plein in wraakzuchtige steen begon te stralen,
toen wist hij, en iemand met hem,
dat zijn naam onmogelijk geworden was, -
nutteloos ook, terwijl de vlammen hoger gingen
en het hele huis, nu al tot in zijn blikveld stijgend,
opging in de gedachte dat ik voor hem zat
| |
| |
| |
III
Iemand belde drie keer aan
en de grote papyrus dauwde.
Omdat het ochtend was en lakens in de wind
herinnering aan andere lichamen wakker riepen,
wantrouwde ik het licht en deed
de vleugeldeuren op een kier.
dronk mij uit porselein en jade toe.
Ik liep verloren in de trapzaal;
het licht drukte achter diafane opalen,
en de putti kirden in hun geniepige nissen.
In de nok, boven de treden, hing nog het
kabelwerk, het verse spek, de grote geblokte doeken
waarin het kind gewikkeld werd.
En omdat ik in de hoogte keek,
hoofd achterover en de hals gestrekt,
liep ik hem blindelings en bijna teder overhoop.
Hij drong tegen mijn borst en siste;
kromp toen, tot hij een vlek werd
| |
| |
| |
IV
Het schijnt dat hij meer is dan een pop
van ondoorschijnend en blauwig dooraderd glas,
of dat het net voor mij liggende ogenblik
er even tevoren ook al was.
Het is funest en het doet niet ter zake
zo lang die kleine koude handen
naar dat giftig veredelde, door mijn met
moeizame slordigheid veroverde afsterven
in een geliefde gestalte.
Een fluittoon door droge heesters,
de paarse kop van een dronken
| |
| |
| |
V
Soms liggen er twee met de ruggen tegen elkaar aan.
Ze schuieren hoorbaar in hun oppervlakken,
wringen zich tegenstroom opwaarts door het tafelblad,
en komen boven in een fotografisch bad.
Je kan ze niet doen glanzen;
hun ontbrekende gezichten zijn te hard.
Je moet ze met twee tangen
aan het wiegend nylonkoordje hangen,
en ze daar laten voor een nacht.
In flessehalzen, morgen, als het gewauwel
en gejoel verstomd is in je copernicaanse oren,
als in dit drijvend landschap dikke vlokken zweven,
wapen je met een nieuw en fonkelend mes.
Ze springen je met velen tegemoet, onder het
ondoordringbaar woeden uit hun kelen
sta je huilend in hun bloed.
| |
| |
| |
VI
Een scheur in de overgordijnen wordt onvoorzien een lichaam.
Iemand hurkend achter een boom, soms jaren later,
draagt plots dat kleed, diezelfde stof,
en weent omdat je hem ontdekt.
dat symmetrieën over symmetrieën huilen,
zo lang er geen detail is dat hen scheidt, -
ter grootte van een scheur bijvoorbeeld,
waaiend voor hevig rood en kwetsend blauw gesneden glas,
voor die woestijnen op de raamkozijnen
waar hij soms hurkt alsof er nooit een kleed
zo hevig naakt, zo eirond in zijn schaamte,
zo duizelend diep in zichzelf voorover buigend
dichtnaait met een ruwe steek,
en in het bos gaat hurken
| |
| |
| |
VII
In het uitputtend schurend geluid
van een bekende adem 's nachts,
of in het bijziend oog dat de focus
van het glas verloor in de
zich vers en rood plooiende wonde,
of in de hand die tussen blauwe wielen klemt:
iets gilt in boventonen en geluidloos,
de witte vlam van ijskristallen bijt zich
Soms rent iemand de hemel af,
of roept een naam die hem al lang ontschoten was, -
vreselijks, in de koude tocht, in sneeuwjacht,
in de wachtende die zich voor het schip werpt, -
vermijd dit onvoorzien en helder bloeden,
het is meer dan die grijnslach
in de vlekken laat vermoeden.
|
|