Rectificatie op De Gids nr 3, 1986
Een gedeelte van het verhaal Joelika van Josepha Mendels blijkt uit het zetsel van het vorige Gidsnummer te zijn weggevallen. Na de alinea, eindigend op blz. 182, had het werkelijke slot moeten volgen.
Ook zijn de volgende storende zetfouten blijven staan:
op blz. 179, eerste kolom, 10e r.v.b.: ‘hij’ moet zijn: ‘zij’; |
op blz. 180, eerste kolom, 17e r.v.b.: ‘hij’ moet zijn: ‘zij’; |
op blz. 181, tweede kolom, 7e r.v.b.: ‘nacht’ moet zijn: ‘naakt’. |
Redactie en uitgeverij bieden de auteur hiervoor hun excuses aan.
Hieronder volgt de ontbrekende slotpassage van het verhaal.
‘Heb je de rouwkaart ontvangen?’ vraagt ze.
‘Hoe zou ik anders weten dat hij gestorven is?’
‘Ja, dat is waar, als zij niet komt wil ik haar ook niet op mijn begrafenis zien heeft hij gezegd.’
‘Zien?’
‘Waarom niet?’
‘Wat moest ik dan ook tussen al die mensen die jou condoleren, ik ga later wel eens naar zijn graf.’
Nu laat ze mij alleen en ik leg mijn bloemen in de open kist, een glijdt tot bij zijn mond. Ik heb mij over hem heen gebogen en gezegd: ‘Ik had terug moeen komen Gaston, niet de dood maar ik ben je spelbreker geweest. Vergeef me.’
In de gang wacht Magda. Ze leunt op zijn zwarte, zware wandelstok met de ivoren gelijmde hondekop en streelt hem zoals hij deed, ‘zijn derde been,’ zegt zij, ‘wist jij dat hij die stok zo noemde?’
‘Nee, dit heeft hij mij nooit verteld, aan mij niet.’
Zo'n antwoord moet haar toch wel plezier doen denk ik, maar ze voegt eraan toe terwijl haar ronde, vriendelijke gezicht verandert in een hoekig kleurloos masker: ‘Ik geef dat derde been aan jou, je zult het voor je 't weet nodig hebben, het gaat er natuurlijk om of je eerst zo invalide zult worden als Gaston was en daarna pas zo afschuwelijk als ik nu ben.’
Ze hangt de stok aan mijn arm, ik gooi dat derde been op de grond, ga verschrikt de huisdeur uit en bots tegen een bleke in 't zwart geklede slungel.
‘De begrafenisondernemer,’ stelt hij zich voor, ‘was dat uw opa?’