De Gids. Jaargang 149
(1986)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 305]
| |
verlaten en naar het Westen is geëmigreerd heeft tot een splitsing van de Russische literatuur geleid. Het ene deel ervan wordt geschreven en gepubliceerd in het Westen en is in Rusland verboden. Het andere deel is de ‘officiële’ literatuur, geproduceerd en uitgegeven in de Sovjetunie en - zo daar vraag naar is - eventueel ook geëxporteerd naar westerse landen. Sovjetliteratuurgeschiedenissen behandelen alleen dit officiële deel, boeken in het Westen over de Russische literatuur kunnen het hele gebied bestrijken. Hoewel het natuurlijk de vraag is of er werkelijk sprake is van een tweedeling van de Russische literatuur - in emigrantenkringen is deze kwestie onderwerp van heftige discussies - zijn er in elk geval wel grote verschillen aan te wijzen tussen de officiële Sovjetliteratuur en de Russische literatuur in de emigratie. Het is niet alleen zo dat in de eerste namen ontbreken die in de laatste centraal staan (Solzjenitsyn bijvoorbeeld), het karakter van de twee literaturen is in een aantal opzichten totaal anders. In de Sovjetliteratuur zijn de dorpsschrijvers lange tijd populair geweest, terwijl er nu vooral sprake is van psychologisch realisme: veel aandacht voor de innerlijke drijfveren van de personages, waarbij het sjabloonmatige van de positieve helden van het socialistisch realisme achterwege blijft. Een terugkeer naar een soort kritisch realisme, het maximum dat is toegestaan binnen de doctrine van het socialistisch realisme die officieel nog steeds van kracht is. In de emigrantenliteratuur zien we, ten dele als reactie natuurlijk, aandacht voor alles wat in de officiële pendant verboden is: satiren, openhartige beschrijving van het seksleven, memoires over strafkampen en verbanningsoorden, absurdistische literatuur en literatuur met religieuze thema's, een modernistische schrijfwijze, kritische en objectieve behandeling van historische gebeurtenissen. Wat in de officiële literatuur ook niet kan is het gebruiken van grove taal, smerige woorden, in het Russisch mat genoemd. Aan dit soort slang is het Russisch buitengewoon rijk, de mat kan beschouwd worden als een soort alternatieve spreektaal die met haar hardheid of het gewoon anders benoemen van de dingen geheel verschilt van het algemeen beschaafd Russisch. Deze alternatieve spreektaal is voor een groot deel afkomstig uit het milieu van de onderwereld, maar dient, veel sterker dan dat in andere landen het geval is, als algemeen protest tegen het officiële en gesanctioneerde. De Russen houden van mat ook al kunnen of durven ze dat niet zelf te gebruiken; ze ervaren het bestaan ervan als een bewijs van de kracht van het gewone volk dat zich op zijn eigen manier verzet tegen de autoriteiten.
Tegen deze achtergrond moet het werk van de Russische schrijver Joez Alesjkovski worden beschouwd. Alesjkovski, geboren in 1929, heeft vele jaren in de gevangenissen en kampen van de Goelag Archipel doorgebracht en daar het milieu van gestraften en criminelen grondig leren kennen. Gedurende zijn kamptijd maakte hij een aantal liedjes die wijd en zijd in de kampen bekend geworden zijn en tot de anonieme kampfolklore zijn gaan behoren. Een van de populairste ervan begint als volgt:
Kameraad Stalin, u bent een knappe geleerde,
U hebt de essentie van de linguïstiek doorzien.
Maar ik ben slechts een doodgewone Sovjetgevangene
En een arme bliksem uit Brjansk is mijn vriend.
Behalve Stalin (de tweede regel van de geciteerde strofe is een toespeling op Stalins beruchte ‘wetenschappelijke’ studie van de taalkunde) introduceerde Alesjkovski in zijn liedjes het taboethema van het seksuele leven in de kampen, met inbegrip van dat van homoseksuelen en lesbiennes. In de verhalen en romans die Alesjkovski (hij is eind jaren zeventig naar de Verenigde Staten geëmigreerd) tot nu toe het licht heeft doen zien blijkt hij een voortreffelijk kenner van de Russische mat, die hij gebruikt als zijn belangrijkste uitdrukkingsmiddel en die de basis vormt van zijn literaire werk. | |
[pagina 306]
| |
Alesjkovski is natuurlijk niet de eerste schrijver in de Russische literatuur die spreektaal introduceert. Er bestaat een lange traditie van zogenaamde skaz, waarbij vertellers worden opgevoerd uit verschillende niet-gecultiveerde lagen van de bevolking, die hun verhaal doorspekken met jargon en stilistische eigenaardigheden. Zulke vertellers zijn bijvoorbeeld gecreëerd door Leskov in de negentiende eeuw en Zosjtsjenko in de jaren twintig en dertig van deze eeuw. Na de dood van Stalin probeerde men op verschillende manieren de geheel verstarde taal nieuw leven in te blazen - via het opnemen van woorden uit de boerentaal, het jargon van de jeugd, soms ook kamptaal. Alesjkovski doet in zoverre iets nieuws dat hij een andere, a-literaire taallaag niet zozeer gebruikt als toevoeging, om een personage of milieu te karakteriseren, maar als uitgangspunt. Mat als een specifieke vorm van de spreektaal bepaalt zijn werk en geeft het zijn eigen karakter. Alesjkovski's verhalen bestaan allemaal uit lange monologen. Deze zijn niet gericht tot de lezer, maar tot een personage aan wie de verteller zijn verhaal vertelt zonder dat deze iets terugzegt. De vertellers zijn alle afkomstig uit het milieu van de onderwereld, kampen en gevangenissen. Het zijn niet de intellectuele, vaak onschuldige slachtoffers van de Stalinterreur die aan het woord zijn, zoals dat in de meeste memoires over de kampen het geval is, maar uitsluitend criminelen, cipiers en leden van de kgb. Zowel hun taal als hun visie - onmenselijkheid en wreedheid worden weergegeven als iets natuurlijks - zijn heel anders dan die van ‘gewone’ mensen en drukken hun bijzondere stempel op het werk van Alesjkovski. Alesjkovski laat er geen twijfel over bestaan dat zijn proza bedoeld is als tegenwicht tegen de taal van de officiële literatuur en journalistiek die zulk een funeste invloed heeft op het levende Russisch. In zijn tot nu toe meest ambitieuze werk, Ruka (‘De Hand’, 1980), laat hij zijn verteller zeggen dat deze expres mat gebruikt omdat dit voor hem persoonlijk redding betekent uit de stinkende poel waarin de schitterende, majestueuze Russische taal is terechtgekomen. De plot van deze roman-monoloog is overigens heel interessant. De verteller is lid van de geheime politie, een van de recherhanden van Stalin. Hij heeft Stalin eens het leven gered door een dolle hond bij hem weg te houden en is daarvoor bedankt met allerlei volmachten. Deze komen hem goed van pas bij het volvoeren van de taak die hij zich in zijn leven heeft gesteld: het arresteren en straffen van een groep politieagenten die in de jaren dertig tijdens de collectivisatie zijn vader heeft vermoord. Bij deze actie werd hijzelf als jongen de vrieskou ingejaagd; hoewel hij het er levend afbracht werd hij voor zijn leven lang verminkt: zijn voortplantingsorganen functioneren niet meer. De woede van ‘De Hand’ jegens de moordenaars van zijn vader en verwoesters van zijn leven doen hem besluiten bij de geheime politie te gaan: de enige mogelijkheid om zich op zijn vijanden te wreken. Met taaie vasthoudendheid en nietsontziende meedogenloosheid weet hij de hele groep tsjekisten op te sporen en onschadelijk te maken. Goerov, een leeftijdgenoot en hoge partijfunctionaris, is zijn laatste slachtoffer. Tijdens de aanval op het dorp was hij twaalf jaar en de leider van een groepje pioniers onder wier dekmantel de politie in het dorp te keer ging. Tot deze Goerov is de hele, ruim driehonderd bladzijden lange monoloog gericht. Aan hem vertelt ‘De Hand’ de geschiedenis van zijn leven waarbij al zijn opgekropte haat jegens de in luxe, op de ruggen van onschuldigen levende ‘collega's’ tot uiting komt. Net als in zijn kampliedjes is ook in Alesjkovski's proza seks een belangrijk thema. Voor de auteur is seksualiteit iets natuurlijks dat verbonden is met het diepste wezen van de mens. Dat er in de officiële taal niet over seks gesproken kan worden is voor Alesjkovski niet minder dan een beknotting van de menselijke vrijheid en een ontkenning van de menselijke natuur. Het is dan ook geen wonder dat voor Alesj- | |
[pagina 307]
| |
kovski's personages seks altijd centraal staat. Bij de hoofdpersoon uit Ruka is het verlies van zijn mannelijkheid de voornaamste drijfveer voor zijn haat jegens zijn verminkers; het brengt hem bovendien in een positie waarin hij volledig los komt te staan van zijn medemensen en verwordt tot een meedogenloze bruut. In een eerder gepubliceerd verhaal, Nikolaj Nikolajevitsj (1980), wordt de vertellerhoofdfiguur gebruikt als spermadonor in een wetenschappelijk instituut. Hij verkoopt zijn zaad duur, maar ziet zijn ‘werk’ als iets negatiefs, zijn onanisme als iets onnatuurlijks, omdat dit ten dienste staat van, naar hij meent, wetenschappelijke windmolens. Zijn lid luistert echter nauw wanneer hij verliefd wordt op een van de wetenschappelijke assistentes en ook tijdens experimenten waarbij op grond van seksuele respons de kwaliteit van allerlei literatuur wordt vastgesteld. Ook in de roman Kenguru (‘Kangoeroe’, 1981) is het seksuele verbonden met het natuurlijke en positieve. De hoofdpersoon die gevangen zit blijft impotent bij de mooie vrouwen die bij hem in de cel worden gebracht om hem te verleiden en uit te horen. Moreel en dus ook seksueel kan hij ze niet accepteren. Het monologische proza van Alesjkovski is een uniek fenomeen in de hedendaagse Russische literatuur. Het stelt op zijn eigen, bijzondere wijze de schraalheid en eenvormigheid van de officiële taal en literatuur aan de kaak. Alesjkovski's geleidelijk groter wordend oeuvre (hij heeft inmiddels vijf boeken gepubliceerd) kan in zijn geheel gezien worden als een vurig pleidooi voor meer sappigheid en natuurlijkheid in het Russisch en de Russische literatuur. Vloeken, grove en obscene taal behoren tot het gewone leven en bestrijken een deel van het leven, een deel van de waarheid, die voor de gewone taal niet toegankelijk is. Alesjkovski is de eerste Russische schrijver die mat en seks uitvoerig gebruikt in zijn werk en bovendien in staat blijkt op basis daarvan boeiende literatuur te maken. |
|