De Gids. Jaargang 149
(1986)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 297]
| |
Aart G. Broek
| |
[pagina 298]
| |
ge situaties waarin mensen verzeild raken en vooral naar het op ironische wijze beschrijven van serieus bedoelde handelingen. Aan meer dan een dozijn personages wordt een apart hoofdstuk besteed. Vrijwel steeds duikt er een nieuw personage op aan het eind van het hoofdstuk gewijd aan een ander. Zo ontstaat een aaneenrijging van ‘losse’ verhalen. Verhalen met als gemeenschappelijke elementen de verteller, de straat en, wat belangrijker is, de individuele pogingen van de personages om op de een of andere wijze te ontsnappen aan het leven in ‘Miguel Street’, het mislukken van die poging en de desillusie die dit met zich meebrengt. We maken kennis met Bogart, wiens eigenlijke naam niemand kent en die zich de naam van de hoofdpersoon uit de film Casablanca aanmeet (laat aanmeten) en tenslotte ook de daarbij passende Amerikaanse allures. Achter Bogarts Amerikaanse stijl blijkt echter niemand anders schuil te gaan dan een wetsovertreder: een bigamist. De politie grijpt hem in zijn kraag en zijn dromen komen abrupt tot een einde. Ook Popo, ‘die zichzelf timmerman noemde’, streeft naar ‘meer’. Zijn artistieke aspiraties houden hem al jaren bezig, zijn ideaal is ooit het ‘Ding Zonder Naam’ te construeren. Popo krijgt ook de binnenkant van de gevangenis te zien als gebleken is dat hij een aardige hoeveelheid hout bij elkaar heeft gestolen. Zijn illusie is gebroken en hij trekt zich uiteindelijk als gewone timmeraar terug. Met George loopt het nog slechter af. Zijn poging zich te verrijken door een bordeel voor de aanwezige Amerikaanse soldaten op te zetten laat hem zo arm achter dat ‘de straat’ geld bij elkaar moet brengen om hem te kunnen begraven. De ambities van zijn zoon zijn respectabeler: hij wil arts worden. Maar noch de bijlessen, de vele uren studie, noch de aanmoedigingen helpen Elias aan de vereiste examenpapieren en aan de noodzakelijke beurs. Hij weet tenslotte toch nog vuilnisman te worden. Manman zoekt het ook hogerop, in goddelijke sferen. Trinidad zou behoefte hebben aan een nieuwe Messias. Man-man voelt zich geroepen hieraan gehoor te geven door zich te laten kruisigen. Wanneer hij eenmaal aan het kruis hangt en bereid is zich bovendien te laten stenigen, houden de omstanders - in de ogen van Man-man wel te verstaan - zich niet aan de regels van het ‘spel’. De mensen beginnen grote stenen naar Man-man te gooien en mikken op zijn hoofd en borst. ‘We heard Man-man's shout, clear and loud, “Cut this stupidness out. Cut it out, I tell you. I finish with this arseness, you hear.” And then he began cursing so loudly and coarsely that the people stopped in surprise. De reeks portretten van falende idealisten is bijna driemaal zo lang, echter nooit eentonig door de grote variëteit in grote(ske) idealen, door de afstandelijke, ironische toon van vertellen en door de vele, voor de (Nederlandse) buitenstaander moeilijk herkenbare, meer of minder subtiele uithalen naar Trinidese gewoontes en gebruiken. De teleurstellende onveranderbaarheid van de situatie - de tragiek voor alle bewoners van Miguel Street... op één na! - is overgoten met een brede glimlach, de enige manier om zich staande te houden (en zelfs dan niet altijd). De enige die uit Miguel Street ontsnapt is de verteller, aan het eind van de roman een vrijgevochten jonge volwassen man met in feite geen optimistischer toekomstperspectief dan dat van zijn medestraatbewoners. Dat de verteller nu nét een moeder treft die na jaren sparen een aardig bedrag bij elkaar heeft, is het geluk dat hij nodig heeft. Dit aardige bedrag om een ‘bevriende’ regeringsfunctionaris om te kopen is op dit corrupte eiland onontbeerlijk om aan een beurs voor studie in het buitenland te komen. De verteller weet aan Miguel Street te ontsnappen, maar hij heeft dit feitelijk niet aan zijn eigen inzet, doorzettingsvermogen, intelligentie of iets van | |
[pagina 299]
| |
dien aard te danken. Op subtiele wijze wordt in de laatste zin van de roman kenbaar gemaakt dat de verteller zich hiervan ook bewust is. ‘I left them all and walked briskly towards the aeroplane, not looking back, looking only at my shadow before me, a dancing dwarf on the tarmac.’ Het beeld van de ‘dansende dwerg op het asfalt’ completeert het beeld dat Naipaul van Trinidad (in feite van de Caraïbische regio) en zijn bewoners schetst: ‘Idiote idealen, falen, corruptie en stom geluk karakteriseren ons Caraïbische leven, dat weten we wel, maar we komen er niet voor uit.’ Naipaul zou dit in de vele Caraïbische romans, artikelen en reisverslagen die op Miguel Street volgden in allerlei toonaarden herhalen. Naipaul komt er wél voor uit geboren en opgegroeid te zijn in deze (vermeend) daadloze, corrupte en corrumperende samenleving. Met even zo veel verve maakt Naipaul echter kenbaar dat hij - overigens op eigen kracht! - aan deze samenleving heeft weten te ontkomen, en dat hij, zo hij geen wereldburger is, dan toch in de eerste plaats het Verenigd Koninkrijk toebehoort.Ga naar eind3. Dit alles is Naipaul niet in dank afgenomen in ‘zijn’ regio. Integendeel, Naipauls visie wordt al meer dan vijfentwintig jaar, dikwijls zeer fel, aangevallen (waarschijnlijk vooral ook omdat zijn werk buiten het gebied zo'n grote bekendheid geniet). Deze kritiek wordt onder meer geuit in andere Westindische romans, bijvoorbeeld in Earl Lovelaces The Dragon can't Dance (1979). Ook deze roman verscheen onlangs in Nederlandse vertaling.Ga naar eind4. In The Dragon can 't Dance treedt Lovelace in discussie met Naipaul en zet hij zich af tegen de visie die spreekt uit Miguel Street, om uiteindelijk met een andere kijk op de Caraïbische samenleving te komen. Evenals Naipaul met Miguel Street sluit Lovelace zich met The Dragon can't Dance aan bij de literaire traditie stammend uit de Beacon-periode. De plaats van handeling, de personages, het taalgebruik, de problemen en gebeurtenissen zijn voor een belangrijk deel ontleend aan het leven in de ‘barrack-yards’, in onderhavig geval de ‘yard’ in Alice Street op Calvary Hill, Port of Spain. De roman begint met een belangrijke alinea: ‘This is the hill tall above the city where Taffy, a man who say he is Christ, put himself up on a cross one burning midday and say to his followers: “Crucify me! Let me die for my people. Stone me with stones as you stoned Jesus, I will love you still.” And when they start to stone him in truth he get vex and start to cuss: “Get me down! Get me down!” he say. “Let every sinnerman bear his own blasted burden; who is I to die for people who ain't have sense enough to know that they can't pelt a man with big stones when so much little pebbles lying on the ground.”’ Niet alleen komt Lovelace hier - en regelmatig door de hele roman heen - dicht in de buurt van Naipauls ironische toon in Miguel Street, hij begint The Dragon can 't Dance tevens met een scène die we ook vinden in Naipauls roman. In de eerste alinea vinden we eveneens een verwijzing naar het thema van Lovelaces roman: verantwoordelijkheid zal ieder zelf moeten dragen. Lovelace heeft niet alleen deze scène ‘geleend’, maar voor de eerste vijf hoofdstukken bovendien de specifieke verhaaltechniek die Naipaul in zijn hele roman gebruikt. In ieder van de eerste vijf hoofdstukken concentreert Lovelace zich op één bepaald personage, de andere nemen een marginale plaats in. In een volgend hoofdstuk komen deze marginale figuren één voor één aan de beurt. In het eerste hoofdstuk is dat Miss Cleothilde. ‘Haar’ hoofdstuk eindigt op het moment dat haar dochter Sylvia in beeld komt. Sylvia's hoofdstuk brengt Aldrick in de roman, na hem komen Fisheye en, in het vijfde, Pariag. In overdadige, poëtische zinnen - twintig, dertig regels lang soms, wanneer het de verteller betreft - worden de personages getekend, hun gewoontes, hun problemen, hun hebzucht, hun dromen, hun pleziertjes, hun trots, hun zorgen om anderen en zichzelf, hun streven naar veranderingen en verbeteringen. Hoe | |
[pagina 300]
| |
zeer de stijl ook mag verschillen van die van Miguel Street, de opzet van de eerste hoofdstukken van The Dragon can't Dance is dezelfde. Kortom, Lovelace vraagt erom zijn roman niet zonder die van Naipaul te lezen. Het carnaval en de wijze waarop de personages daarbij betrokken zijn, vormen een indrukwekkend onderdeel van The Dragon can 't Dance. Lovelace gebruikt de ontwikkeling van het carnaval in de jaren vijftig en zestig als tastbaar teken voor de wijze waarop de (Trinidese) samenleving veranderde in die periode.Ga naar eind5. Van een uitlaatklep voor creativiteit, rebellie en zelfbevestiging voor de laagste sociale klassen, is het carnaval verworden tot een vercommercialiseerd, toeristisch fenomeen. De samenleving corrumpeert haar mensen, maakt van steelbands en maskerades respectabele evenementen. Het is deze verandering in een samenleving die alle verzet opslokt, die Aldrick - ‘the dragon’ in de carnavalmaskerades - verlamt. Maar niet alleen deze brede maatschappelijke verandering is er de oorzaak van dat ‘the dragon can't dance’. De corrumperende invloed van de maatschappij op mensen wordt gesymboliseerd door Sylvia, voor wie Aldrick een bijzondere zorg en liefde koestert. Aldrick probeert Sylvia af te houden van haar poging ‘verbetering’ in haar levensomstandigheden te brengen via prostitutie. Tevergeefs, ook voor haar zijn de verleidingen van de moderne samenleving te groot. Evenals voor het merendeel van de jonge mannen die Fisheyes steelband-gang vorm(d)en. Fisheyes strijd tegen een overgave aan de maatschappelijke eisen van onderdanigheid en welvoeglijkheid loopt parallel aan die van Aldrick. Fisheye staat voor hetzelfde dilemma en de noodzakelijke keuze als de mannen om hem heen: ‘The people wanted to move on, to make peace with their condition, to surrender that rebellion they had lived for generations; [...]’ Zowel Aldrick als Fisheye weigeren toe te geven aan de eisen van de moderne samenleving. Hun ‘revolutionaire’ daad - het stelen van een politiejeep - symboliseert hun laatste poging collectief verzet te bewerkstelligen, symboliseert het belang van collectief verzet tegen de misstanden die ook in de huidige samenleving voortduren. Wat overblijft - na vijf jaar gevangenis - is de zekerheid van wat aanvankelijk een sluimerend gevoel was. ‘We is people with the responsibility for we own self. [....] Each man had the responsibility for his own living, [....] and to claim himself and to grow and to grow and to grow.’ De roman bevestigt de daadwerkelijke mogelijkheid om voor zichzelf op te komen, om tegen de stroom in te varen, om te leven overeenkomstig de persoonlijke integriteit: Sylvia gaat uiteindelijk toch naar Aldrick. Ze verlaat haar tamelijk welgestelde ‘geliefde’ voor de integere Aldrick - die al maanden niet in staat is geweest om de huur van zijn krot te betalen en op het punt staat er te worden uitgegooid. Het conflict waarmee Lovelace zijn personages confronteert en de uiteindelijke keuze die ze geacht worden te maken, is het regelmatig terugkerende thema in de Caraïbische literatuur: persoonlijke integriteit tegenover een geperverteerde samenleving. Hoewel zowel Naipaul als Lovelace de Caraïbische samenleving tekenen als een verrotte samenleving, is een ontsnappingsmogelijkheid voor Naipaul vrijwel nihil, maar voor Lovelace in feite zeer groot. In de ogen van Lovelace is iedereen in principe in staat een ‘Aldrick’ of ‘Syliva’ te zijn, een integer leven te leiden, gewetensvol te handelen naar zichzelf en jegens anderen. Tegenover de ‘corruptie’ en het ‘stomme geluk’ van Naipaul plaatst Lovelace de ‘draak’ die besluit om niet meer (mee) te dansen. De ‘draak’ als tegenhanger van de status quo, overeenkomstig de rol die hij traditioneel in het Trinidese carnaval speelde.Ga naar eind6. Het onwrikbare optimisme dat spreekt uit The Dragon can't Dance brengt Lovelace ook naar voren in interviews. Gevraagd naar de sociaal-politieke ontwikkeling in het Caraïbische gebied, maakt de Trinidiaanse schrijver onder meer de volgende opmerkingen. ‘[...] generally, I think people function largely as hu- | |
[pagina 301]
| |
mans responding to each other, and increasingly so... When you're dealing with the people of the Caribbean, you're talking about a people who have learnt to live under oppression and maintain a sense of self. [...] People who can live under oppression and have developed a way of surviving under oppression and are not going to buck a system frontally, and there is a certain wisdom in that...’Ga naar eind7. Het is twijfelachtig of - en in de ogen van Naipaul huichelachtig om te beweren dat - de mensen die de Caraïbische samenleving vormen - naar de geest vertaald - in toenemende mate rekening met elkaar houden, hun integriteit bewaard hebben en met de (huidige) vormen van onderdrukking geen directe confrontatie willen aangaan, maar langzaam maar zeker verbeteringen willen aanbrengen. Het is wél datgene dat Lovelace, al vanaf zijn eerste publikatie,Ga naar eind8. zijn lezers steeds voorhoudt, en dat is een van de dingen die hem tot de belangrijkste schrijver van Trinidad maken. |
|