Jacques Hamelink
Frihed
Es kommen alle, keiner fehlt und keine. Sipheten und Probyllen sind dabei, heeft Celan het door hem geziene gezegd. Sipheten en probyllen. Je kunt daar ook, veel lelijker, veel dreckiger, maar zo was Celan niet, probeten en siphyllen van maken. Ze heten, indien ongeschonden, sibyllen en profeten.
Wat krijgen we nu? In ernst het voorstel om het bijbelse profetisme eens te proberen nu de bittere chimeren aller ismen elkaar verslagen hebben en als rook vervlogen zijn? En waarom niet?
Celan, zittend op zijn geblakerd muurbrok - zelfs het muurbrok werd een teveel -, kon alleen niets nog geloven aan het eind. De consequentie, de zelfdoding. Sibyllen en profeten! En niet te vergeten - Celan vergat ze in GIVE THE WORD - één à twee wetgevers. En niet te vergeten - hij vergat ook hen, wierp mét het zwaard dat onmisbare schild weg - koningen. Hoe zou zijn en in zekere zin ook mijn grootste koning woorden duizelig op weg naar zelfdoding en hoe zou hij zelfdoding beoordeeld hebben, dus beoordelen?
De zoals nog algemeen bekend zeldzaam lyrisch aangelegde koning David, die tevens altijd met een onwankelbaar hart slagorde hield, kalm: het is alles van u en wij geven het u uit uw hand; want wij zijn vreemdelingen en bijwoners voor uw aangezicht, gelijk al onze vaders: onze dagen op aarde zijn als een schaduw en daar is geen verwachting. En minder kalm: o Adonai, God van onze vaderen, van Abraham, Izaäk en Israel, bewaar dit in eeuwigheid in de zin der gedachten van uw volk en richt hun hart tot u, en speciaal tot de troonopvolger, zijn zoon, laconisch: ik ga heen in de weg der ganse aarde; zo wees sterk en wees een man.
Sibyllen, profeten, wetgevers, koningen. En, na David van de Ster, onze nabootsingen van de Zon, de Apollo op de Maan, ook nog poëten!