Kransen, kransen... en een duizendvoudig ‘bravo!’
Voor de hoeveelste keer zijn de sofisten uitgefloten;
Je hoop, het volk, vreet gratis
Op bebloede marmeren pleinen...
Wordt zó maar satraap! 't Is je verdiende loon.
Grijp het geluk, zolang het met je is;
Maak stompzinnige verzen voor Artaxerxes,
En dat het volk niet alleen vreet en vuilmaakt!
Vóór lezing valt meteen al in het oog dat de Russische vertaling de helft langer is dan het origineel. En na lezing blijkt dat ook de strekking van het gedicht is ‘aangepast’. Kavafis heeft zelf in nagelaten aantekeningen aangegeven wat hij met het gedicht wilde uitdrukken: ‘De hoofdpersoon is geheel symbolisch, en we moeten hem vooral zien als een kunstenaar of een geleerde die na mislukkingen en teleurstellingen zijn roeping verraadt en naar Susa en Artaxerxes gaat, dat wil zeggen zijn leven verandert en in een andere levenswijze weelde (dit is een soort geluk) bereikt, doch deze kan hem niet bevredigen. Belangrijk is de regel tussen haakjes, omdat die de basis van het gedicht vormt door de aanwijzing dat de hoofdpersoon de moed te snel heeft opgegeven, dat hij de gebeurtenissen overdreef, en overhaast naar Susa vertrok. Het is geen verraad aan zijn land: het is zelfverraad, verraad aan zijn ware roeping.’
In de eerste tien regels van de Russische ‘vertaling’ valt nog wel enige overeenkomst met het origineel te ontdekken - ofschoon hier een andere verklaring voor het vertrek naar Susa wordt gegeven: ‘Armoede heeft je verteerd, je wil is verzwakt’ is een veel materialistischer beeld dan ‘dat zinloze gewoontes, kleinheden en onbenulligheden je belemmeren’. Uit de lucht gegrepen is de toevoeging ‘en om jezelf lach je - huil je en zwijg je’.
Op dit punt wordt de tekst van het gedicht onderbroken voor een verklaring van de heer Motsjos: ‘Waaruit bestaat “het lachen”, “het huilen” of “het zwijgen” van de hoofdpersoon van het gedicht “De Satrapie”? Herinneren we ons een ander gedicht, “De Stad”: volgens Kavafis moet de hoofdpersoon zich in zijn eigen stad waarmaken. Wanneer dat niet is gebeurd, neem dan aan dat het niet is gelukt door een tekort aan kracht of een teveel aan vijanden. De hoofdpersoon van “De Satrapie” vertrekt naar een ander land als verrader van zijn vaderland. Nee, hij kan niet op genade rekenen, en helemaal niet op de bijzondere hoogachting van de satraap. Men houdt wel van verraad, maar niet van verraders. En hoe gemakkelijk de beslissing om in de vlucht zijn redding en heil te zoeken ook leek, zijn vroegere leven in zijn vaderland achtervolgt de hoofdpersoon zelfs zo ver van zijn vaderland als in Susa.’ Een vollediger tegenstelling tot wat Kavafis zelf over zijn gedicht schreef is nauwelijks mogelijk.
Vervolgens wordt in de overige tweeëntwintig regels van de vertaling - een verdubbeling van de elf waarmee Kavafis het gedicht besluit - het beeld van de door de publieke opinie verachte en veroordeelde overloper nog eens met verve geschilderd.
De vraag rijst waarom de vertaling niet dichter bij het origineel is gebleven. Kavafis is immers, door het ontbreken van dubbele bodems en beeldspraak, een ‘vertaalbaar’ dichter. Waarom dan toch een zo grote afwijking van de oorspronkelijke tekst? Welnu, ‘De Satrapie’ is een gevaarlijk gedicht. De Sovjetschrijver die zijn werk gepubliceerd wil zien moet, of hij wil of niet, ‘socialistisch realisme’ produceren, hij moet zich dus naar Susa begeven en zich schikken naar de voorschriften van Partij en Schrijversbond. Wanneer hij dat doet wordt hij ‘welwillend aangesteld aan het hof’, opgenomen in een bevoorrechte klasse, en krijgt hij satrapieën aangeboden in de vorm van de zo fel begeerde zomerhuisjes (datsja's) in het voor schrijvers en kunstenaars gereserveerde dorp Peredelkino bij Moskou, waar de winkels beter voorzien zijn dan die in de stad. Maar zocht hij niet iets anders, het zo begeerde, onschatbare Bravo, de Agora, het Theater en de Kransen? Hier valt