hoop neemt ze een groot besluit: weg te gaan uit huis, een dramatische vlucht.
Zo beschrijft ze haar vertrek: ‘Toen brak tenslotte de avond aan; al eerder had ik alles wat ik geschreven had in een tas gedaan met wat munten die mijn ouders me als nieuwjaarsgeschenk hadden gegeven. Daarbovenop en boven op mijn schrijfwerk had ik wat kleren gelegd die ik nodig had... Heerseres der wereld, Koningin der engelen, Moeder van Hem die mij gemaakt heeft, van mijn Schepper, aan U geef ik me nu helemaal over; bedek mij, bescherm mij tegen elk gevaar, leid mij op de weg der waarheid. Nu ik dit zelf doe om aan de dood te ontsnappen zult U zien met welk een moed ik hem tegemoet zal gaan als mij misschien iets overkomt waardoor ik zou vrezen voor mijn eer. Vastbesloten droeg ik een eenvoudige zwarte jurk, deed een eenvoudige hoofddoek om, nam de tas mee en ging het huis uit zonder dat iemand het merkte. Wat vreemd! Hoewel ik mijn hele leven nog niet alleen buitenshuis was geweest, hoewel ik, nu ik wat ouder geworden was, slechts heel sporadisch uitging en dan altijd in gezelschap van mijn ouders, hoewel het toen vier jaar geleden was dat ik buitenshuis geweest was, behalve een à twee keer per jaar 's nachts voor het avondmaal in een kerk in de buurt, hoewel het dus in totaal vier jaar geleden was dat ik buitenshuis geweest was, voelde ik, alleen op straat, geen enkele angst.’
Het blijft desondanks bij deze vluchtpoging - zoals in veel autobiografische geschriften moet de lezer min of meer gissen naar het hoe en waarom van essentiële gebeurtenissen. Elisabeth keert nog dezelfde nacht naar huis terug, zonder dat iemand haar afwezigheid heeft opgemerkt, met gevoelens van verlichting en teleurstelling tegelijk: de enige keer in haar leven dat ze overeenkomstig haar eigen wil durfde handelen werd ze verslagen. Het enige dat haar nu restte was zich schikken in haar lot en naar de wil van haar familie. Zo stemt ze erin toe te trouwen met de man die haar ouders voor haar zullen uitkiezen. De kandidaat-bruidegom wordt gevonden; het is de edele Nikolaos Martinengos. Het duurt echter tien maanden voordat het huwelijk plaatsvindt, omdat de bruidegom veel eisen heeft op het punt van de bruidsschat en er onderhandelingen nodig zijn.
Elisabeth wacht rustig op het einde van deze lange onderhandelingen en het daarop volgende huwelijk, maar ze schrijft verbitterd dat in plaats van het gelukkigste meisje van de wereld te zijn, haar hart geen enkele blijdschap voelt. (Autobiografie, p. 107)
Uiteindelijk wordt het huwelijk voltrokken en de autobiografie van Elisabeth Moutzan-Martinengou eindigt op 26 juni 1831 met de belofte dat ze, als ze oud wordt, het tweede deel van haar leven zal beschrijven met haar ervaringen van het samenleven met deze onbekende man die haar echtgenoot werd. Helaas kwam haar einde veel eerder; een jaar later, toen ze een zoon ter wereld bracht, overleed ze, eenendertig jaar oud.
Haar verlangen haar werk gedrukt te zien werd niet vervuld. Zij raakte in vergetelheid en haar manuscripten bleven ergens vijftig jaar onaangeroerd liggen. In 1881 gaf haar zoon, de dichter Elisabethios Martinengos, haar autobiografie uit, zij het fragmentarisch. Hij liet die passages weg die betrekking hadden ‘op familie-omstandigheden, op haar eerste jeugdindrukken, en haar sympathieën en antipathieën ten aanzien van bepaalde personen’, met andere woorden de boeiendste gedeelten van de autobiografie, daar waar Elisabeth haar hart liet spreken. Haar andere werk is nooit gedrukt en ging zelfs volledig verloren.
In 1947 schreef de geleerde Dinos Konomos uit Zakynthos in zijn tijdschrift Bladen van de Ionische eilanden dat hij de manuscripten van Martinengou had gevonden en ze zou uitgeven. Maar de aardbeving en de brand die het eiland in 1953 teisterden deden het huis van Konomos en de ongeveer dertig manuscripten van Elisabeth in vlammen opgaan.
In 1954 bereidde K. Porfyris een tweede uitgave voor van de Autobiografie, maar hij kon geen uitgever interesseren voor het boek. In 1956 publiceerde hij in eigen beheer de Auto-