De Gids. Jaargang 149
(1986)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
(Dat de tong vertelle van de taal...)Dat de tong vertelle van de taal, vertelle wat telt in de taal van
de liefde, de tong vertelle van de liefde, vertelle in de taal van de
liefde wat zingt in omhelzing, dat de tong vertelle van de
taal en de liefde, wat zingt in omhelzing. Dat zij vertelle van
de nacht (de nacht), en van de nacht de hand (de hand) als een mond
(een mond) over een huid (een huid), een mond schuivend over een
huid, schuivend de nacht over een huid. En vertelle dat het
winter was, en geen sneew lag door de straten, en geen
maanlicht door de vrieslucht scheen, een nacht in een nacht (in
een beeldig stereotiepe), en enkel de kegel van lantaarns scheen
door de straten waar wij liepen, een hand in een hand (in een
beeldig stereotiepe). En nu is het de kegel van mijn lamp die
schijnt in de nacht (de nacht), de hand (de pen) schuivend als
een mond (een mond) over een huid (papier), schuivend de nacht
over papier, opdat de tong vertelle van de taal, en van de
taal vertelle de liefde, en van de liefde vertelle wat zingt in
omhelzing.
| |
[pagina 34]
| |
(Wanneer de minnaar in nachtelike stilte...)Wanneer de minnaar in nachtelike stilte de stilte doorbreekt door
geritsel van papier, geeft hij zich over aan de stilte die over
de nacht ligt, en zwicht dan voor die leegte, zoals ook dan het
geritsel zwijgt van het papier, en houdt zich roerloos. Dan richt
hij, op het donkerst van het blad dat achter muren ligt, en
achter muren en daarachter, de oren en hoort ten slotte zichzelf,
hoe hij zelf, en zelf weerklinkt in die stilte, en richt de oren
andersom, en hoe daarom over de nacht de herinnering waait,
en verder waait, en verder weg, steeds verder waait, en hoe
achter einders klinkt, en achter einders en daarachter, deze stilte
eender klinkt. Zo blijft hij wachten tot het overwaait, zo
lang roerloos wachten tot niets nog om beweging vraagt. Zolang
houdt de minnaar zich roerloos en steekt geen hand uit in de
leegte, zolang hij dit nachtelike doorbreekt door het stil geritsel
van papier, zolang staat het donkerst op een kier waardoor hij
het klinken hoort dat inkt legt over leegte van papier, deze donkerte
hier.
| |
[pagina 35]
| |
(Een hand die tast in de donkerte...)Een hand die tast in de donkerte, en tast in de leegte tussen de
lakens, tastend in de leegte tussen de woorden (leegte blanko
blad papier). En in de leegte tast de taal, mijn taal, jouw
taal, en tast, oor over oog, tussen de beelden van het geheugen,
tastend (het is nacht en donker) (in de leegte) (van het zwart
teken ik je omtrekken) (van je lichaam de namen) (wenkbrauw)
(wimper) (wangen) (warmte)----- En weer tast de hand in
de leegte tussen de lakens, en hoort van de leegte de
donkerte van de nacht, mijn nacht, jouw nacht, oor over oog,
over het wit van het papier (ingebeeld lichaam). En tussen de
beelden, blindheid van het zwart van de nacht tast, over het
wit van het laken van het geheugen, een mond (mijn mond)
(jouw mond schuivend) (van mijn hals) (schuivend van je
mond naar) (naar) (naar je hals) (mijn mond, schuivend)-----
Schuivend, oor over oog, de pen in het zwart, mijn zwart,
jouw zwart, die tast in de leegte, tastend in de verblinding
van het wit van papier.
| |
[pagina 36]
| |
(In de nacht is alles vervuld...)In de nacht is alles vervuld van tekens, is alles mateloos tekens,
is ook ik mateloos tekens, tekens, op hun beurt vervuld van
tekens. Ik lees hoe het raam als een blad op de nacht opengaat
als een sinaasappel, en hoe, in elke lobbe daarvan een
sinaasappel opengaat, en hoe een oog opengaat, in elke lobbe
daarvan, als een raam als een blad. En ik lees een kamer in een
nacht, de warmte onder de dekens en de kou rondom, de kou
die de geliefden naar elkander lokt, (meer, lees ik meer?), ik lees
de dekens, de figuren in de dekens, de figuren van de lichamen
onder de dekens, donkertes in het donker, (meer, lees ik meer?),
ik lees de warmte van de lichamen die de geliefden naar
elkander lokt, de warmte van een lichaam in de plooi van een
lichaam (meer, lees ik meer?), ik lees hoe het lichaam opengaat
op een lichaam, elke plooi in het lichaam opengaat op een plooi
in het blad, donkertes in het donker, als een raam op een nacht,
vervult van tekens, mateloos tekens, tekens, op hun beurt
vervuld van tekens.
| |
[pagina 37]
| |
(Is er licht, een beetje licht...)Is er licht, een beetje licht in deze ruimte dat het moment
van mijn verleden omvat? Ik vraag het, niet aan de jaren, dagen,
uren, niet aan de koffer van de tijd, ik vraag het aan de
gehele ruimte, en luister... Luister!, een herinnering gaat voorbij
(een gezicht) (vaag vaag) (jouw gezicht een oog) (ogen)
(ogen kijkend) (strelend) (kijkend en strelend) (vaag)-----
Vervaagd, een foto in een koffer van fotoos, niet meer dan
sensitometriese grootheden. Neen, ik vraag het niet aan de wet van
Weber-Fechner gefikseerd in de grijswaarden van ontwikkelpapier,
ik vraag het aan het alfabet van de sterren geprojekteerd op de
emulsie van dit nachtelik papier, en luister... Luister!, opniew
gaat een herinnering voorbij (over het laken) (een lijn een
lichaam) (jij jij) (een mond een andere) (dubbele mond)-----
En opniew, gaat opniew een herinnering, gaat een
herinnering opniew voorbij, onzegbaar, onzichtbaar, ondanks
het licht, het beetje licht, het infinitesimale beetje licht in deze
ruimte van het moment van mijn verleden.
| |
[pagina 38]
| |
(Dit gedicht gaat over jou...)Dit gedicht gaat over jou (ik zeg jou, en zeg liefste), maar geen
liefde brengt dit gedicht van jou naar mij (geen liefde).
Niet de pen kan de waanzin van een eenzaamheid verdrijven
(niet de pen). De handen die ik schrijf zijn niet mijn handen die
schuiven...
_____(onvoltooid)
|
|