leiding had meegeholpen om met vliegtuigen en auto's de verspreide leden van het centrale comité in aller ijl naar het Kremlin te doen vervoeren. Chroesjtsjow was immers secretaris-generaal, hij had als zodanig het recht het centrale comité bijeen te roepen, en de hoogste officieren bleven aldus bij hun optreden binnen de wet. Ditmaal is hij ontslagen door het partijpresidium, dat pas daarna het partijbestuur bijeenriep. Men zou uit deze gang van zaken ook kunnen afleiden dat ditmaal Nikita niet kon rekenen op de legerleiding. Het centrale comité liet hem daarop vallen.
Hoewel het oorspronkelijk vermelde motief tot het ontslag (ouderdom en ziekte) later niet meer werd genoemd, werd in de week na 15 oktober nog geen andere officiële reden aangevoerd. Men kondigde aan dat de gehele affaire nader zou worden behandeld in het voltallige centrale comité, met Chroesjtsjowin de rol van beklaagde. Wel werden in de Prawda lieden veroordeeld die te praatziek waren; impulsieve uitspraken deden zonder eerst het partijpresidium te hebben geraadpleegd; onuitvoerbare plannen maakten; raadgevingen en waarschuwingen van technici en geleerden in de wind sloegen; zichzelf op de voorgrond stelden en hun familieleden onderscheidden met verantwoordelijke functies en politieke opdrachten. Dit alles moest wel betrekking hebben op Nikita, wiens optreden als spectaculair solist hem nu werd ingepeperd, evenals het feit dat hij zijn familieleden in het volle licht der openbaarheid had geplaatst. De wereld kende zijn vrouw beter dan welk lid ook van het partijpresidium, en zijn schoonzoon, de heer Adzjoebei, hoofdredacteur van de Izwestia, had belangrijke diplomatieke missies vervuld, onder andere bij een bezoek aan het Vaticaan en in Bonn. Adzjoebei moest het veld ruimen, evenals zijn schoonvader en met hen niet weinige andere leden van de ‘familie-regering’. Chroesjtsjow, die zozeer het spits had afgebeten in de strijd tegen de persoonsverheerlijking, werd nu met zijn eigen wapen uitgeschakeld.
Ook in een democratisch bewind kan men niet weinige leiders van regeringen verwijten, dat zij zichzelf op de voorgrond stellen, familieleden benoemen op politieke posten, vrienden en geestverwanten begunstigen, en vrouw en kinderen laten delen in de hun bewezen eer. In de Verenigde Staten en Engeland bij voorbeeld hebben Eisenhower, Kennedy, Johnson en Macmillan in dit opzicht aanleiding genoeg gegeven tot kritiek. En in vele landen komen en gaan met een president of premier tientallen of honder-