De Gids. Jaargang 127
(1964)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 308]
| |
Han Lammers | Binnenlandse kroniekDe vrijstad Amsterdam contra het omliggende land - Kamerleden onder druk - Het wantrouwen tegen de heer Toxopeus - De M.L.F. als twistpunt binnen de partijen - Is een kabinetscrisis toch gewenst?Het politieke leven van Nederland is in de maand oktober goeddeels beheerst door een ongekend hevig dispuut tussen de stad Amsterdam en de minister van binnenlandse zaken, de heer Toxopeus. Men kreeg het dusdanig met elkaar aan de stok dat er niet alleen sprake was van een formidabel, bekwaam voor radio en t.v. uitgevochten gezagsconflict, maar dat ook gevreesd moest worden voor een heuse kabinetscrisis. Aanleiding tot een en ander was een wetsontwerp van de heer Toxopeus, dat voorzag in het formeren van een nieuwe gemeente pal naast Amsterdam, die zou moeten worden samengesteld uit Diemen, Ouder-Amstel en een deel van Weesperkarspel. Amsterdam, dat zich onvervalst vrijsteeds opstelde, had ernstige bezwaren tegen deze samenvoeging; er was een poldergebied in begrepen, waar de stad in eigen beheer woningen wilde bouwen. Om dat te kunnen doen moest men ook bestuurlijk over het stuk grond, Bijlmermeer genoemd, kunnen beschikken. Minister Toxopeus verzette zich tegen het Amsterdamse streven, omdat hij vreesde dat aldus de mateloze uitbreiding van grote steden in huis zou worden gehaald. Naar analogie van in het buitenland gevoerd beleid wilde hij naar beteugeling van de grote gemeenten streven; daarbij ging hij uit van de theorie dat dit het best kon gebeuren door sterke randgemeenten, in een krans rond de massale bevolkingscentra gesitueerd. Zijn opvattingen ondersteunde hij met verwijzing naar de steeds groter wordende afstand tussen bestuurder en bestuurde, een verschijnsel dat volgens hem alleen kon worden geëlimineerd indien men betrekkelijk kleine leefgemeenschappen creëerde. Men kan niet zeggen dat Amsterdam geen begrip had voor deze theorie, of voor de bezorgdheid voor het functioneren van de democratie, waaruit ze was geboren. De stad meende alleen dat voor het | |
[pagina 309]
| |
ogenblik iets anders de doorslag moest geven, en wel de naargeestige werkelijkheid van het steeds erger wordend woningtekort. Men had ruimte nodig om snel te kunnen bouwen, en de vrees ontstond dat als eerst een nieuw gemeentebestuur voor de Bijlmermeer moest worden gevormd, een ontoelaatbare vertraging zou ontstaan. Om aan de wensen van minister Toxopeus tegemoet te komen (sterke randgemeenten) deed Amsterdam het aanbod om de Bijlmermeer, nadat die door het eigen apparaat ten behoeve van Amsterdammers zou zijn volgebouwd, bestuurlijk af te stoten. Dat aanbod kreeg de allure van eerlijk bedoeld te zijn, toen bleek dat de stad bereid was mee te werken aan het tot stand komen van een agglomeratie-bestuur; daarin zouden ook de omringende gemeenten vertegenwoordigd zijn. Onder de vigeur van dat bestuur zou bet moeten komen tot opsplitsing van de bestaande gemeente Amsterdam in een aantal kleinere eenheden. Daartoe zou ook de Bijlmermeer moeten worden gerekend. Voor minister Toxopeus bevatten de plannen voor de agglomeratie groot-Amsterdam politiek gesproken veel aantrekkelijks. Althans, zo kon een onbevangen buitenstaander het zien. De minister zou immers, refererende aan die voornemens, gemakkelijk over zijn bezwaren tegen een gebiedsuitbreiding van Amsterdam kunnen heen stappen, omdat het toch maar om een tijdelijk verschijnsel zou gaan. Maar de controverse tussen hem (misschien beter: zijn ambtenaren) en de hoofdstad had in de loop der jaren zulke vormen aangenomen, dat een regelrechte prestige-kwestie was ontstaan. De heer Toxopeus moest en zou gelijk hebben, en hij bleek bereid daarvoor een hachelijke strijd met de Tweede Kamer aan te gaan. Hachelijk, omdat zich, dank zij deskundig lobbyen van de hoofdstad, in de volksvertegenwoordiging een partijvorming pro en contra Amsterdam had vastgezet, die dwars door sommige fracties heen liep. Zo was 's ministers eigen v.v.d. verdeeld, en ook de andere regeringspartijen a.r., c.h.u. en k.v.p. De p.v.d.A. was in zijn geheel voor Amsterdam, en ook was dat het geval met de fracties van p.s.p. en c.p.n. De linkerzijde liet zich onder meer leiden door de verdenking dat de heer Toxopeus met ‘sterke randgemeente’ een net v.v.d.-dorp bedoelde, bij wijze van verdedigingswal tegen het rode Amsterdam. Neuzen tellen was bijzonder moeilijk geworden, vooral doordat weinig inzicht kon worden verkregen in de verhoudingen binnen de k.v.p. Toen dinsdag 27 oktober het parlementaire debat begon, | |
[pagina 310]
| |
verkeerden zelfs de meest geroutineerde rotten in onzekerheid. Aanvankelijk leek het erop dat minister Toxopeus op een geringe meerderheid zou kunnen rekenen, maar na verloop van enkele uren bleek dat de kansen keerden. De beer Toxopeus incasseerde ten slotte even na het middernachtelijk uur een nederlaag, uitgedrukt in een stemverhouding van 74-67. De meerderheid van de Kamer had haar goedkeuring gehecht aan een amendement van de heer Scheps (p.v.d.A.), waarin aan de wensen van Amsterdam tegemoet werd gekomen. Dat de volksvertegenwoordiging zich aldus tegen de bewindsman keerde, kan behalve uit zakelijk inzicht mede worden verklaard uit een zekere irritatie, over de houding van de heer Toxopeus ontstaan. Die had namelijk in de dagen voorafgaand aan het debat binnenskamers met een portefeuille-kwestie gedreigd. Tijdens het debat zinspeelde hij erop dat, zo hij geen meerderheid zou krijgen, hij zijn stuk zou intrekken; zeer bedektelijk gaf hij te verstaan dat de daardoor ontstane vertraging in de woningbouw te Amsterdam mogelijk voor zijn collega van volkshuisvesting, de rooms-katholieke heer Bogaers, moeilijk te verteren zou zijn. Chantage met een kabinetscrisis dus. En dat was iets wat velen in de regeringspartijen bijzonder hoog bleken op te nemen. In de gelederen van de k.v.p. zal daarbij hebben meegespeeld de overweging dat de politieke manoeuvre werd uitgehaald door een minister van de toch betrekkelijk kleine v.v.d.; met andere woorden, men vond dat de beer Toxopeus een veel te grote mond opzette. Verder moet men om de instelling van een deel van de k.v.p.-fractie te begrijpen het feit laten meewegen dat een aanzienlijk gedeelte van die groep sinds lang niet meer gelukkig is met de bestaande regeringscoalitie. Men heeft in die hoek meer het oog op een samengaan met socialisten, een wens die ook ter gelegenheid van de laatste kabinetsformatie tot uitdrukking is gebracht. Er kon toen met geen mogelijkheid gevolg aan worden gegeven, omdat de stembusuitslag, die wees op een bevestiging van het tot dusver gevoerde beleid, zich daartegen verzette. De op coalitie met de socialisten gebrande katholieken moeten vooral in de kringen van het n.k.v. (Nederlands Katholiek Vakverbond) worden gezocht. Vrij algemeen gaat De Volkskrant, en dan met name de Haagse correspondent van dat dagblad, Henri Faas, voor hun spreekbuis door. Het was ook De Volkskrant die in de dagen voorafgaand aan het Bijlmermeer-debat, het meest | |
[pagina 311]
| |
actief zinspeelde op ernstige moeilijkheden die bij aanvaarding van het amendement-Scheps zouden kunnen ontstaan. De liberale n.r.c., die bij verkiezingen openlijk voor de v.v.d. pleegt te adviseren, trachtte de situatie te appaiseren, en beschuldigde De Volkskrant onder meer van een overtrokken weergave van een rede, door de fractievoorzitter van de v.v.d., de heer Geertsema, in Reeuwijk gehouden. Het katholieke dagblad kon zijn berichtgeving staven met een letterlijke passage uit Geertsema's rede, die men van een bandapparaat had afgeschreven. Minister Toxopeus had binnen zijn eigen fractie te maken met twee tegenstanders: mevrouw Van Someren-Downer uit Amsterdam en de heer Visser, een niet-Amsterdammer. Aan het begin van het parlementaire debat verklaarde de heer Visser zich, zij het voorzichtig, akkoord met het amendement-Scheps, in een later stadium bleek hij om te zijn gegaan. In de wandelgangen verspreidde zich het bericht dat hij door de heer Toxopeus was ontboden, en onthaald op de boodschap dat hij het lot van de minister in handen had. Het zou om zijn, Vissers, stem kunnen gaan. De constructie van de minister zag er ongeveer als volgt uit: Het amendement-Scheps wordt aanvaard en het ontwerp moet worden ingetrokken. Dan komt er ongetwijfeld een aansporende motie uit de Kamer, die de minister naast zich neer moet leggen. Het gevolg daarvan zal zijn dat te zijner tijd in ieder geval een behoorlijke minderheid tegen de begroting van binnenlandse zaken zal stemmen. Dat zal dan voor de minister aanleiding moeten zijn om heen te gaan. Aldus zou de liberale heer Visser de oorzaak zijn geweest van het verdwijnen van de liberale heer Toxopeus. Verder werd nog verteld dat de heer Visser, tamelijk een nieuweling in het vak, in zijn eigen fractie onder druk was gezet met het dreigement dat hij door voor het amendement van de heer Scheps te stemmen zijn politieke toekomst in gevaar zou brengen. Men kan zich voorstellen dat dergelijke verhalen de stemming in het parlement er niet beter op maakten. Treffend voor de sfeer van wantrouwen tegen de minister was de nogal ruim verspreide veronderstelling dat hij zijn partijgenote Van Someren-Downer niet tot medewerking had willen pressen, omdat hij haar beschouwde als een pand voor de gunsten van de Amsterdamse kiezers. Nadat het amendement-Scheps was aanvaard, vroeg de heer Toxopeus schorsing van de vergadering. Hij wilde zich beraden. Dat hij zijn dreigement om het wetsontwerp in te trekken niet on- | |
[pagina 312]
| |
middellijk waar maakte, is gedeeltelijk toe te schrijven aan het kabinet. Zijn collega's hadden ingezien dat een halsstarrige houding van de v.v.d.-minister diens heengaan zou kunnen veroorzaken, en wat dan? Hergroepering van het kabinet leek onvermijdelijk, maar zou men dat zonder politieke ongelukken kunnen bewerkstelligen? Zou men niet verzeild raken in een zó uitzichtloze crisis, dat alleen nieuwe verkiezingen nog uitkomst zouden kunnen brengen? Tot de beraadslagingen zal ongetwijfeld hebben bijgedragen het reeds tijdens het Bijlmermeer-debat circulerende gerucht dat de heer Scheps, volgens sommigen in samenwerking met de k.v.p.-dissident Aarden, een initiatiefwet op basis van zijn amendement aan het voorbereiden was.Ga naar eind1
De politieke implicaties van het Bijlmermeer-debat waren zo alles-overheersend, dat vrijwel geen belangstelling werd opgebracht voor een minstens zo gewichtig parlementair dispuut, uitgelokt door een interpellatie van de communistische heer Bakker. Inzet was de m.l.f., de dusgeheten multilaterale kernmacht. Dat vrijwel geen krant aandacht aan het debat besteedde (de minister-president zelf nam er toch aan deel!), zal behalve aan de uitzichtverduisterende werking van de kwestie-Bijlmermeer, hebben gelegen aan het feit dat een communist het had geëntameerd. Het is nog steeds zo met de Nederlandse pers, dat zij in overgrote meerderheid zaken die door de c.p.n. aan de orde worden gesteld, bij voorbaat als in diskrediet gebracht beschouwt. Het m.l.f.-debat was, hoe kort het ook duurde, interessant. Want het bleek dat in de Kamer een zekere aarzeling bestond om de materie aan te vatten. Vermoedelijk is dat te verklaren uit verdeeldheid binnen de fracties. Vooral de socialisten schijnen het intern moeilijk te hebben met de m.l.f. De fractievoorzitter, de heer Vondeling, staat bekend als een verklaard tegenstander, maar evenzeer is het waar dat veel van zijn partijgenoten, in en buiten de Kamer, de multilaterale kernmacht hun steun wel willen geven. Motief is de kans om via de m.l.f., die immers veelzijdige zeggenschap en dus intens onderling overleg beoogt, ontwikkelingen naar een Frans-Duitse hegemonie in Europa af te remmen. De tegenstanders van de m.l.f. wijzen op de Westduitse interesse in een multilaterale kernmacht, en vinden dit een nogal onheilspellend verschijnsel. Bonn streeft naar hegemonie, en gerekend moet worden met een groeien van de spanningen tussen Oost en | |
[pagina 313]
| |
West. Men meent dat Nederland thans in een positie verkeert om zich aan het dreigende conflict te onttrekken. Uiteraard wordt bij het opzetten van de tactiek met grote belangstelling gekeken naar de overzijde van het Kanaal, waar een Labour-regering onder leiding van de heer Wilson het heft in handen heeft gekregen. Aangezien het onzeker is welke politiek de Engelsen nu precies tegenover de m.l.f. zullen gaan voeren, meent de oppositie er verstandig aan te doen voorlopig nog even een afwachtende houding aan te nemen. Men heeft, zo was tenminste in oktober de opvatting, nog even de tijd. De Nederlandse regering had immers bij monde van de heer Marijnen op vragen van de heer Bakker verklaard dat haar beslissing over de multilaterale kernmacht nog niet vaststond. Zij neemt, echter geheel vrijblijvend, deel aan in Parijs verrichte studies. Wat die zullen opleveren, is nog onduidelijk. Toch kon men zich bij het vernemen van de antwoorden van de heer Marijnen niet aan de indruk onttrekken dat het met die vrijblijvendheid niet zo botertje tot de boom was als werd voorgegeven. Opvallend was hoe de minister-president alles deed om een toespeling op het Westduitse aspect van de m.l.f. (door de heer Bakker zeer nadrukkelijk ter sprake gebracht) te vermijden. Vreesde hij een conflict met in het door hem en de heer Luns bereisde Bonn gedane toezeggingen? Uit het parlement werd nog gewezen op een kennelijk actieve rol van de heer Luns bij de voorbereidingen van de m.l.f. Ook daarover verkreeg men geen inlichtingen. De conclusie kon worden getrokken dat de regering vermoedelijk verder was gegaan dan zij in dit stadium wilde toegeven. Als dat zo is, zou een kabinetscrisis ten gevolge van de Bijlmermeer-kwestie niet eens zo onwelkom zijn geweest. |
|